Par. 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren

Leerdoelen opschrijven
3. Welke sociale verhoudingen waren er?
4. Welke handel was er?

Klaar? Lees "Drie sociale groepen" op blz. 96
Zelfstandig en in stilte
timer
5:00
Vorige les:
1. Waardoor waren boeren in de landbouwsamenleving halfvrij?
2. Wat was een domein?
3. Hoe was het leven op een domein?
4. Wat was het hofstelsel?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen opschrijven
3. Welke sociale verhoudingen waren er?
4. Welke handel was er?

Klaar? Lees "Drie sociale groepen" op blz. 96
Zelfstandig en in stilte
timer
5:00
Vorige les:
1. Waardoor waren boeren in de landbouwsamenleving halfvrij?
2. Wat was een domein?
3. Hoe was het leven op een domein?
4. Wat was het hofstelsel?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan de hertogen en graven.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft het leenstelsel bedacht?
A
Clovis
B
Lodewijk
C
Pepijn
D
Karel de Grote

Slide 3 - Quizvraag

Van welk land was Karel de Grote koning?
Hoe werkte het leenstelsel?
Waarom zou hij dit hebben gedaan?

De koning was in het leenstelsel de...
A
Leenman
B
Leenheer
C
Achterleenman
D
Vazal

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voordeel van het leenstelsel voor de leenman?
De leenman...
A
mocht de opbrengst van het geleende gebied zelf houden
B
moest meevechten in het leger
C
moest het gebied besturen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voordeel van het leenstelsel voor de leenheer?
De leenheer...
A
hoefde het gebied niet zelf te besturen.
B
had soldaten voor zijn leger.
C
kreeg raad van zijn leenmannen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Middeleeuwen 1hv1
08/04 par. 5.1 Leenheren en leenmannen
09/04 par. 5.1 Leenheren en leenmannen
15/04 par. 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren
16/04 par. 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren
22/04 SO par. 5.1 en 5.3
23/04 par. 5.2 Europa wordt christelijk
MEIVAKANTIE
13/05 par. 5.2 Europa wordt christelijk
14/05 GEEN LES/ BLIJDORP
20/05 2e Pinksteren
21/05 par. 5.4 De opkomst van de Islam
27/05 par. 5.4 De opkomst van de Islam
28/05 par. 6.1 Woonplaats en werk
03/06 par. 6.1 Woonplaats en werk
TWT P4
H5 par. 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 en 6.1

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1. Huiswerk (leerdoelen + tekening)
2. Uitleg par. 5.3 
3. Opdracht maken 
4. Leerdoelen bespreken
5. Afsluiten

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: leerdoelen antwoorden in je schrift + domein
1. Waardoor waren boeren in de landbouwsamenleving halfvrij?
2. Wat was een domein?
3. Hoe was het leven op een domein?
4. Wat was het hofstelsel?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landbouwsamenleving
samenleving waarin mensen in dorpen leven van landbouw. 

Boeren waren niet meer helemaal vrij. 

Oorzaak: volksverhuizing leidde tot onzekerheid en onveiligheid. Veel boeren zochten zekerheid en bescherming bij machtige heren. In ruil daarvoor hadden de boeren een deel van hun vrijheid verloren. Ze werden HORIGEN.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De horige
De boeren die gebonden zijn aan een gebied. Waren geen slaven, maar mochten niet weg zonder toestemming. 

Rond 800 leefden een groot deel van de bevolking als horige op het gebied van een edelman of van een klooster. 


Komt van het oude woord "ghehorich" wat gehoorzamen betekent. Horigen waren dus gehoorzaam (aan de heer)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werd je horige?
  • Afstammelingen van slaven uit de Romeinse tijd die een eigen lapje grond hadden gekregen om te bewerken.
  • Afstammelingen van vrije boeren die hun grond aan een klooster of edelman hadden gegeven in ruil voor voedsel na mislukte oogsten of in ruil voor bescherming.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het domein:
Een domein: dorp met omgeving en alles wat daarbij hoorde aan land en goederen. 
Een domein was eigendom van een grootgrondbezitter (een edelman, bisschop of abt van een klooster).

Een horige kreeg een stuk grond met een huis, maar mochten het domein niet zonder toestemming verlaten. Deze onvrijheid van horigen wordt horigheid genoemd. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leven op een domein

Bij het hof stonden ook andere gebouwen: kerk, molen, biebrouwerij, voorraadschuren.. 
Er was altijd grond voor akkerbouw en veeltelt en vaak een visvijver. 

Een domein was zelfvoorzienend. De bewoners kwamen bijna nooit buiten het domein. 





































De grond op het domein werd verdeeld in 2 stukken, ene deel akkers van de heer (leenman) andere deel 'eigen' akkkers van horige boeren.
Buiten lagen weiden en bossen, die waaren ook van de heer en horige mochten gebruiken in ruil voor diensten. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leven op een domein
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht (huur) betalen: een deel van de oogst.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen voor hun heer. 
  • Het belangrijkste gebouw was het hof: daar woonde de heer en de rentmeester (iemand die voor de eigenaar een domein beheert).

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les...
  • Landbouwsamenleving
  • De meeste mensen leefden in een domein (dorp met omgeving en alles wat daarbij hoorde aan land en goederen. 
  • Horige: onvrije boeren
  • Het hofstelsel (economisch systeem met horigen op domeinen)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De drie standen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Drie sociale groepen/ standen: de standenmaatschappij
  • Geestelijken: bieden 
Hoge geestelijken: paus, bisschoppen en abten.
Lage geestenlijken: monniken, nonnen, priesters

  • Edelen: vechten
  • Boeren: werken

Iemands afkomst bepaalde wat hij was. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eerste en tweede standen
  • groep met een vaste sociale posititie.
  • privileges (speciale rechten, voorrechten), bijv. ze hoefden geen belasting te betalen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoge edelen
Edelen met grote gebieden vormden de hoge adel. Hun rentmeesters waren de lage adelen. 
De hoge adel hadden heerlijke rechten,  die vaak samen met de plichten van horigen gingen (bijv. het jachtrecht, molenrecht). 
Rechtspraak: rentmeesters spraken ook recht op hun domein en mochten bij kleine overtredingen boetes opleggen en innen. Bij zware misdaden moest een rentmeester aan zijn heer voorleggen. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weinig handel
In de vroege middeleeuwen was er weinig handel en er waren weinig steden. 

In Nederland was Dorestad de belangrijkste handelsplaats. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dorestad
  • Het stadje bestond uit een lange straat met houden huizen met aanlegsteigers. 
  • Er woonden zo'n 2500 mensen, de meeste waren boeren. 
  • Rond 830 werden zilveren munten geslagen, met de naam Dorestatus. 
  • Handelaren uit Duitsland, Frankrijk, Engeland en Scandinavië brachten er wijn, aardewerk en zout en ook edelstenen, zwaarden en zelfs ivoor uit Afrika. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken en bespreken
Werkboekje par. 5.3 blz. 125 opdrachten 2, 3, 4, 6, 8 en 9
Zelfstandig, zachtjes overleggen is toegestaan
Max. 15 minuten
Eerder klaar? Antwoord de leerdoelen 

timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teken het domein
Je bedenkt wat er allemaal nodig is op een domein. Dus: wat moet er allemaal aanwezig zijn? (Gebruik hierbij je geschiedenisboek).
1. Schrijf alles wat op of om het domein aanwezig moet zijn op in je overzichtslijst.

Teken een middeleeuws domein. Gebruik daarvoor een A3-papier.
2. Dit doe je in de vorm van een plattegrond/3D tekening met een legenda.

  • 15 minuten
  • Individueel 
  • Gebruik je boek! 

timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen antwoorden
3. Welke sociale verhoudingen waren er?
  • Er waren drie standen: geestenlijkheid (eerste stand, zorgden voor de ziel van de mensen), adel (tweede stand, zorgden voor bescherming) en boeren (derde stand, zorgden voor voedsel). 
4. Welke handel was er?
  • Er was weinig handel, want er waren weinig steden. In Nederland was Dorestad de belangrijkste handelsplaats. Daar werden er zilveren munten geslagen. Ook kwamen er handelaren uit andere gebieden, zoals Duitsland en Frankrijk. Ze brachten er bijvoorbeeld wijn, aardewerk, zout, etc. 

1. Waardoor waren boeren in de landbouwsamenleving halfvrij?
 Boeren hadden in ruil voor berscherming een deel van hun vrijheden verloren. Boeren werden horigen.
2. Hoe was de landbouw georganiseerd?
De meeste mensen in Europa woonden op een domein. Een domein werd georganiseerd volgens het hofstelsel: horigen mochten een stuk grond met een huis gebruiken, maar ze mochten het domein niet zonder toestemming verlaten. Ze mochten de grond gebruiken in ruil voor pacht en herendiensten. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies