Les 61 Aanwijzend voornaamwoord

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

1. Hoe was het weekend?
2. Anagram
3. Uitleg les 61 
4. Inoefenen
5. Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Anagram
Welk beroep staat verstopt in dit anagram?


Een anagram is een woord, gevormd uit de letters van een ander woord maar in een andere volgorde.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn aanwijzende voornaamwoorden?

Slide 5 - Open vraag

'Deze afbeelding verschijnt bij het openen van mijn telefoon.'
Waarnaar verwijst 'deze'?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Slide 7 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
'Is die fiets van mij?'

Slide 8 - Open vraag

'Welke bus gaat eigenlijk naar Rotterdam? Die blauwe gaat volgens mij naar Amsterdam.' Waarnaar verwijst 'die'?

Slide 9 - Open vraag

'Gefeliciteerd met dit diploma, je hebt er hard voor gewerkt!' Waarnaar verwijst 'dit'?

Slide 10 - Open vraag

Had je de zes voorafgaande vragen goed of één fout? 
>>> Ga verder met vraag 2 t/m 7  op bladzij 126 en 127.


Had je moeite met de voorafgaande vragen?
>>> Doe mee met de uitleg.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat?
Les 61 opdracht 2 t/m 7 blz. 126 en 127

Hoe?
Lees uitleg op bladzij 126
Tijd?
Tot einde van de les
Klaar?
Stillezen 

Slide 18 - Tekstslide

Deze en die verwijzen naar het-woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een aanwijzend voornaamwoord kan zelfstandig voorkomen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Dit en dat verwijzen naar het-woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Om aan te geven dat iets ver weg is, gebruik je dit en deze.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Zulke verwijst naar woorden in het meervoud.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

Voor de wanden in de badkamer gebruiken we deze Italiaanse tegels en niet die.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

Zie je die besneeuwde top in de verte? Volgens mij is het de Mont Blanc.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

Dit dertig jaar oude dak is door die storm zwaar beschadigd.

Slide 26 - Tekstslide