Mens en Omgeving H5

Mens en Omgeving 
H 5 

Baliewerkzaamheden: telefoneren en rapporteren
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mens en Omgeving 
H 5 

Baliewerkzaamheden: telefoneren en rapporteren

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les weet je meer over: 
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
Hoe je een telefoongesprek voert;
Waar je op moet letten als je een brief of e-mail schrijft;
Hoe je een agenda kunt beheren.

Slide 2 - Tekstslide

Telefoneren

Er zijn twee soorten gesprekken: uitgaande en binnenkomende gesprekken.
Het voeren van een zakelijk telefoongesprek (uitgaand gesprek, begin jezelf).

Voorbereiding
Stel vast wie je moet bellen.
Welke vragen ga je stellen?
.Zorg ervoor dat je aantekeningen kan maken.


Slide 3 - Tekstslide

Uitgaand gesprek


Je gaat 10 nieuw accu's voor de fiets Gazelle 500 S bestellen. Je belt namens fietsenzaak Konings
1. Voorbereiding
  • Welke bedrijf en welke persoon moet je bellen
  • Welke vragen ga je stellen
  • Als jij info moet delen zorg dat je die info bij de hand hebt
  • Zorg dat je aantekeningen kan maken (papier of digitaal)


Slide 4 - Tekstslide

Uitgaand gesprek   

 
Je gaat 10 nieuw accu's  voor de fiets Gazelle 500 S  bestellen.  Je belt namens fietsenzaak Konings


2.  Je voert het gesprek
Inleiding
  • Je zegt duidelijk wie je bent en namens welke organisatie je belt
  • je vraagt naar juiste persoon
  • je vertelt kort waarom je belt
Kern
  • stelt de vragen
  • geeft info
  • herhaal de afspraken die zijn gemaakt
Slot
  • met wie heb je gesproken
  • je wenst iemand fijne dag (afronden)
  • bedank en groet diegene



Slide 5 - Tekstslide

Uitgaand gesprek   

 
Je gaat 10 nieuw accu's  voor de fiets Gazelle 500 S  bestellen.  Je belt namens fietsenzaak Konings.


3. Je legt het gesprek vast

  • noteer datum en tijdstip van het gesprek
  • noteer naam van degene die je hebt gesproken
  • noteer gemaakte afspraken
  • als je de info voor iemand anders hebt ingewonnen geef het dan (schriftelijk) door aan die ander.



Slide 6 - Tekstslide

Telefoneren

Er zijn twee soorten gesprekken: uitgaande en binnenkomende gesprekken.
Het ontvangen van een zakelijk telefoongesprek (binnenkomend gesprek).

Voorbereiding
Zorg dat je altijd aantekeningen kan maken 
Pen/Papier/ computer
evt telefoonmemo


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Binnenkomend gesprek



Je bestelling komt wat later van de accu's en het zijn er maar 9 ipv 10.
1. Voorbereiding
  • pen /papier/ computer / telefoonmemoblok

Slide 9 - Tekstslide

Binnenkomend gesprek   

 
Je bestelling komt wat later van de accu's en het zijn er maar 9 ipv 10.

2.  Je voert het gesprek
  • Neem zo snel mogelijk op
  • Je neemt op met
  1.  Goedemorgen, goedemiddag
  2. Uw spreekt met  bedrijfsnaam,
  3. evt afdeling 
  4. en dan je eigen naam
  • luister en stel evt vragen
  • is dit gesprek voor jou of moet je doorverbinden
  • beantwoord vragen maar denk aan privacy
  • kan ik verder nog ergens mee helpen?
  • afronden: hartelijk dank en nog prettige dag




Slide 10 - Tekstslide

Binnenkomend gesprek   

 

Je bestelling komt wat later van de accu's en het zijn er maar 9 ipv 10.

3. Je legt het gesprek vast

  • noteer datum en tijdstip van het gesprek
  • noteer naam van degene die je hebt gesproken
  • noteer gemaakte afspraken
  • als je de info voor iemand anders hebt ingewonnen geef het dan (schriftelijk) door aan die ander.



Slide 11 - Tekstslide

Let tijdens het telefoneren op de volgende punten:

Wees beleefd en vriendelijk.
Houd je aandacht bij het gesprek.
Houd de beller op de hoogte.
Drinken en eten is verboden.
Maak notities.
Spreek duidelijk.
Gebruik geen informeel taalgebruik.

Slide 12 - Tekstslide

Maken
blz 199 opdracht 5.01
 tot en met 
blz 204 opdracht 5.05



Slide 13 - Tekstslide

Oefenen: praktijkopdracht 5.2
bladzijde 59
voicemail luisteren en telefoonmemo invullen
individueel


Slide 14 - Tekstslide

5.4 Schriftelijk rapporteren
Voordelen: iets wat op papier staat kan je altijd terugvinden en ligt dus vast
Iedereen die wil en mag kan het lezen
Je kan rustig nadenken over hoe je iets verwoord
Nadelen: Kost meer tijd dan mondeling

Belangrijk dat je objectief (feitelijk)  blijft bij allebei
Subjectief: gekleurd, je laat je gevoel meespelen

Het sneeuwt buiten   /    Het is koud buiten

Slide 15 - Tekstslide

5.5  Brieven schrijven

Voordat je een brief gaat schrijven, vraag je je het volgende af:

Waarom ga ik schrijven (het doel)?
Aan wie ga ik schrijven (de ontvanger)?
Wat ga ik schrijven (de inhoud)?
Hoe ga ik schrijven (het briefplan)?

Slide 16 - Tekstslide

Lay-out

Brieven hebben een vaste indeling, de lay-out. (1/2)

Houd marges aan. Marges zijn de witte randen rondom de tekst.
Begin bovenaan met de naam en het adres van de afzender: de naam van het bedrijf, straatnaam en het nummer, postcode en de plaatsnaam.

Hieronder vul je de plaatsnaam en de datum waarop de brief geschreven is in.

Slide 17 - Tekstslide

Lay-out (2/2)

Nu vul je de naam en het adres van de ontvanger in. 

Geef daarna kort aan waar de brief over gaat. “Betreft: ….”. De brief begint met de aanheft. Nu begint de brieftekst. Deel je tekst in alinea’s in.

Zorg voor duidelijke structuur in je brief. Inleiding, kern en slot.

Beëindig je brief met de ondertekening.


Slide 18 - Tekstslide

Maken

blz 206 opdracht 5.06
 tot en met 
blz 214 opdracht 5.12

Opdracht 5.10 maak je op computer en jij en ik kijken samen na.



Slide 19 - Tekstslide

5.6  E-mail

Tegenwoordig worden steeds minder brieven verstuurd, maar meer e-mails. 

Let bij het opstellen van een e-mail op de volgende punten:
Schrijf in de onderwerp-regel waar het bericht over gaat.
Het adres van de ontvanger en de datum komen te vervallen.
Je begint het bericht met de aanhef, net zoals in een brief.
Daarna schrijf je de inhoud.
Je sluit op dezelfde manier af.

Wat is Aan/ cc/ bcc

Slide 20 - Tekstslide

5.7  Agendabeheer

Tegenwoordig werken veel bedrijven met een digitale agenda.
De voordelen hiervan zijn dat meerdere mensen kunnen plannen in één agenda.

Je collega’s zijn ook op de hoogte van de afspraken die je gemaakt hebt.


Slide 21 - Tekstslide

Maken
blz. 216  opdrachten
 5.14
5.15
5.16
(5.13 dus niet)



Slide 22 - Tekstslide

Oefenen met het maken van een brochure

In de ELO-opdrachten
praktijktoets 2



Slide 23 - Tekstslide