3.6 Afweer

Thema 3 Bloedsomloop
3.6 Afweer
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Bloedsomloop
3.6 Afweer

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte
  • Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt door een inenting 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Huiswerk controle + quiz vragen

Slide 3 - Tekstslide

Als je plast wordt afvalstoffen uit de lichaam verwijderd. Hoe wordt dit genoemd in de biologie?
A
Uitscheiden
B
Uitreguleren
C
Afvallen
D
Transport

Slide 4 - Quizvraag

Je nieren halen water en afvalstoffen uit je bloed. Hoe heet de vloeistof die je nieren maken?
A
Urine
B
Co2
C
Bloedplasma
D
Nierplasma

Slide 5 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding. Je ziet een nier en de bloedvaten. Hoe heet het bloedvat met de blauw pijl?
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Nierhaarvat

Slide 6 - Quizvraag

Langs welke weg verlaat urine je lichaam? Zet je antwoorden in de goede volgorde:
1: Urineleider
2: Urinebuis
3: Nieren
4: Urineblaas

A
3-2-4-1
B
1-3-4-2
C
1-3-2-4
D
2-4-3-1

Slide 7 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hoe heet onderdeel nummer 2?
A
Nier
B
Blaas
C
Urinebuis
D
Urineleider

Slide 8 - Quizvraag

Urineleiders voeren de urine af uit het lichaam
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Blaas
Urineleider
Nier
Urinebuis

Slide 10 - Sleepvraag

Instructie
Ziekteverwekkers komen niet zomaar in je lichaam.
Maar soms lukt het ze toch.

Dan maken witte bloedcellen de ziekteverwekkers onschadelijk. Dat heet afweer.

Slide 11 - Tekstslide

3.6 Afweer
Van bacteriën en virussen kan je ziek worden. Deze bacteriën en virussen noem je ziekteverwekkers.

Je lichaam probeert ziekteverwekkers op 3 manieren tegen te houden:
- met de huid
- met de slijmvliezen in je luchtwegen
- met zoutzuur in maagsap


Slide 12 - Tekstslide

3.6 Afweer
De huid houdt schadelijke stoffen en organismen tegen, zoals bacteriën.

De slijmvliezen in je neus houden kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen.

In je maag worden de bacteriën gedood door zoutzuur (een stof in het maagsap).




Slide 13 - Tekstslide

voorbeelden van ziekteverwekkers

Slide 14 - Tekstslide

3.6 Afweer
Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te komen, heb je een infectie.

Het afweersysteem (of immuunsysteem) wordt dan actief en gaat de ziekteverwekker bestrijden.

Slide 15 - Tekstslide

3.6 Afweer
Witte bloedcellen horen bij het afweersysteem.
Ze worden er op uit gestuurd om ziekteverwekkers te vinden en te doden.

Witte bloedcellen doen dit op verschillende manieren:
- door de ziekteverwekker op te nemen en kapot te maken
- door antistoffen te maken

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

3.6 Afweer
1 antistof past maar op 1 ziekteverwekker.
Voor verschillende ziekteverwekkers zijn verschillende antistoffen nodig.
Je lichaam moet dus veel verschillende antistoffen kunnen maken.

Je bloed vervoert de antistoffen door het lichaam.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

3.6 Afweer
Als je een infectie hebt, duurt het een tijdje tot de witte bloedcellen antistoffen hebben gemaakt.

Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek.

Slide 21 - Tekstslide

3.6 Afweer
Als je lichaam een antistof heeft gemaakt, blijft deze nog een tijdje aanwezig in het bloed.

Bovendien 'onthouden' de witte bloedcellen hoe ze deze antistoffen moeten maken.

Slide 22 - Tekstslide

3.6 Afweer
Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken.

Je wordt dan niet ziek: je bent immuun geworden voor deze ziekte.

Slide 23 - Tekstslide

3.6 Afweer
Je kan alleen immuun zijn voor een ziekte die je eerder hebt gehad. De witte bloedcellen moeten de eerste keer leren hoe ze de juiste antistof moeten maken.

Immuniteit (immuun zijn) nadat je ziek bent geweest, noem je natuurlijke immuniteit.

Bijvoorbeeld waterpokken.


Slide 24 - Tekstslide

3.6 Afweer
Tegen sommige ziekten krijg je als kind een prik (inenting).
Bij zo'n inenting of vaccinatie wordt een klein beetje van een ziekteverwekker in je bloed gespoten.

Die ziekteverwekker is eerst verzwakt of doodgemaakt. Daardoor word je niet ziek.
De witte bloedcellen gaan wel antistoffen maken. Daarna ben je immuun voor deze ziekteverwekker.

Immuniteit na een inenting is kunstmatige immuniteit.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video