WEEK 18 (4) 2024 KLAS 4 Beweringsvragen + Gatenvragen

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Tekstslide


  • jas uit, pet/muts af
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop/boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Tekstslide

Was machen diese Stunde?
Horen und Sehen

Slide 3 - Tekstslide

Lernziele:
  • Du verstehst die Hauptstrecke Deutscher Videos und Hörfragmente 
  • Du kannst dazu Fragen beantworten

Slide 4 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?    Luistertentamen oefenen via www.woots.nl
              Keuze tussen skilllevel 2 en skilllevel3
Wie?     selbstständig, am Laptop, mit Kopfhörer,
Hilfe?    keine
Zeit?      25 Minuten
Fertig? Ga Slim Stampen: examenwoordenschat via het
               online boek






Slide 5 - Tekstslide

Pause

Slide 6 - Tekstslide

Hallo
Stunde 2

Slide 7 - Tekstslide

Was machen diese Stunde?
Sprechfertigkeit

Slide 8 - Tekstslide

Lernziele:
  • Je weet hoe je een voorwerp moet omschrijven
  • Je hebt hiermee geoefend

Slide 9 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?  Sprechen: Eerste hulp bij spreekvaardigheid
Wie?   voorwerpen omschrijven 
Hilfe?  Aussprachehilfe auf Seite
Zeit?   15 Minuten
Fertig? Slim stampen Examenwoordenschat


                  Verder gaan we lezen/voorlezen!!




Slide 10 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 11 - Tekstslide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 12 - Tekstslide


  • jas uit, pet/muts af
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop/boek/schrift/pen op tafel

Slide 13 - Tekstslide

Was machen wir heute?


  • Lesefertigkeit:  Beweringsvragen

Slide 14 - Tekstslide

Lernziele:
  • Je kunt uitleggen wat een beweringsvraag is;
  • Je weet welke leesstrategieën je nodig hebt om een beweringsvraag te beantwoorden 
  • Je kunt uitleggen waarom versterkende en verzwakkende woordjes belangrijk zijn bij dit type vragen.

Slide 15 - Tekstslide

aber zuerst...
Hören und sehen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

een beweringsvraag...
... is een vraag waarbij je van  een aantal beweringen moet aangeven of deze juist of onjuist zijn. 

... wordt vaak gesteld bij een korte tekst

Slide 18 - Tekstslide

leesstrategie...
... eerst lees je de tekst globaal;
... dan ga je in de tekst zoeken naar de passage waar het antwoord staat;
... deze passage lees je goed door 

Slide 19 - Tekstslide

belangrijk!
versterkende        en          verzwakkende woordjes!
gerade                                    kaum
immer                                     manchmal
oft/häufig                             nie/niemals
völlig                                        selten
Jeden Tag                             nur
ziemlich

Slide 20 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Macht Aufgabe 24 und 25 auf Seiten 102-106
Wie?     selbsständig, in deinem Buch
Hilfe?    ein Wörterbuch
Zeit?      15 Minuten
Fertig? wir kontrolieren die Antworte zusammen






Slide 21 - Tekstslide

Was machen wir heute?


  • Lesefertigkeit:  Gatenvragen

Slide 22 - Tekstslide

Lernziele:
  • Je kunt uitleggen wat een gaten vraag is;
  • Je weet welke leesstrategieën je nodig hebt om een gatenvraag te beantwoorden 
  • Je bent in staat om signaalwoorden te herkennen en het verband aan te geven

Slide 23 - Tekstslide

een gatenvraag...
... is een vraag waarbij je van  een woord  in de tekst is weggelaten 
... is een vraag waarbij je het weggelaten woord uit de context moet halen

Slide 24 - Tekstslide

en bij een gatenvraag...
... is weggelaten woord is vaak een signaalwoord

... gaat het om het verband in de zin of tussen twee alinea's

Het is dus belangrijk dat je de tekst vóór en na het 'gat' goed begrijpt!

Slide 25 - Tekstslide

leesstrategie...
... Lees de alinea eerst globaal;
...vervolgens lees je de zinnen voor en na het 'gat'; 
Je moet begrijpen om wat voor soort verband het gaat:

Moet er bijvoorbeeld iets positiefs of iets negatief ingevuld woorden?
of gaat het om een tegenstelling? 
de signaalwoorden zijn belangrijk: deze geven verbanden aan!




Slide 26 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?    Macht Aufgabe 28, 29, 30 und 31 auf Seiten 108 - 110
Wie?     selbsständig, in deinem Buch
Hilfe?    ein Wörterbuch
Zeit?     30 Minuten
Fertig? wir kontrolieren die Antworte zusammen






Slide 27 - Tekstslide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 28 - Tekstslide