Grammatica (ww/stam/ikvorm)

Grammatica
De stam van een werkwoord
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6,7

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
De stam van een werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden
Wat is een werkwoord?
Een werkwoord is een doe woord. Iets wat je kan doen.

lopen - fietsen - rennen - vliegen - eten - wandelen - voetballen

Slide 2 - Tekstslide

Ik loop naar school.

Wat is het werkwoord?

Slide 3 - Open vraag

Samen gaan wij naar de winkel.

Wat is het werkwoord?

Slide 4 - Open vraag

We hebben vannacht lang geslapen.

Hoeveel werkwoorden staan in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Noem 3 werkwoorden.

Slide 6 - Woordweb

De stam
Je haalt 'en' van het werkwoord af.
regenen-regen 
rusten-rust
blijven-blijv 
voetballen-voetball

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de stam van......... bellen?
Ik.....mijn moeder.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de stam van......... kijken?
Ik ........televisie

Slide 9 - Open vraag

Wat is de stam van......... knippen?
Ik.......mijn haar.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de stam van......... zingen?
Ik.......een liedje.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de stam van......... bakken?
Ik.......een taart.

Slide 12 - Open vraag

Ik-vorm
Bij de ik-vorm vervoeg je het woord. Soms is de ik-vorm hetzelfde als de stam, soms ook niet.
Ik loop
Ik zwem
Ik drijf

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de ik vorfm van......... lopen?
Ik.......naar huis.

Slide 14 - Open vraag

Wat is de ik vorm van......... weten?
Ik.......het niet meer.

Slide 15 - Open vraag

Wat is de ik vorm van......... spelen?
Ik.......op straat.

Slide 16 - Open vraag