Chapter 5 - GS,A,B,C

Welcome everybody!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome everybody!

Slide 1 - Tekstslide

This week
- Getting Started
- Watching A
- Theme words B
- Reading C
- Chapter 5: past simple

Slide 2 - Tekstslide

Do you know the animals?

Slide 3 - Tekstslide

Watching A
- First, do exercise 6 (pairs if difficult)
- Watch & do ex. 7b(c) in class
- After that, do ex. 8&9
- Speaking ex 10 in pairs.

Slide 4 - Tekstslide

Study A

Study: p. 96 
vocabulary A

Slide 5 - Tekstslide

Getting started 
What do you remember or already know about vocabulary on animals? ex 2,3

Do you remember the rules about the plurals? Let's check in the following slides.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling: Plurals

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 8 - Tekstslide

Woorden die eindigen op medeklinker+y
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.
De uitzonderingen zijn: 
1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 9 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een s-klank
2. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:

one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 

Slide 10 - Tekstslide

Woorden die eindigen op f(e)
3. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
Voorbeeld:
one knife - two knives
one wife - three wives
one life - four lives
one calf - ten calves

Slide 11 - Tekstslide

Onregelmatige woorden:
Volgende woorden veranderen in spelling, leer deze goed!!
one man - two men
one woman - two women
one child - two children
one mouse - two mice
one foot - two feet
one sheep - two sheep



Slide 12 - Tekstslide

What's the plural of:
car?

A
car's
B
cars
C
caren
D
cares

Slide 13 - Quizvraag

What's the plural of:
ski
A
Ski's
B
skies
C
skis
D
skiis

Slide 14 - Quizvraag

What's the plural of:
life
A
life
B
lifes
C
lives
D
live's

Slide 15 - Quizvraag

What's the plural of:
child
A
childs
B
child's
C
childern
D
children

Slide 16 - Quizvraag

What's the plural of:
wolf
A
wolves
B
wolfs
C
wolf's
D
wolfes

Slide 17 - Quizvraag

What's the plural of:
phone
A
phone's
B
phones
C
phoneses
D
phons

Slide 18 - Quizvraag

What's the plural of:
baby
A
baby's
B
babies
C
babys
D
babie's

Slide 19 - Quizvraag

Plural of ''cow''

Slide 20 - Open vraag

Plurals quiz
What is the plural of: lady

Slide 21 - Open vraag

Plural:
bag



Slide 22 - Open vraag

Plurals:
box

Slide 23 - Open vraag

Plurals:
table

Slide 24 - Open vraag

Plurals:
man

Slide 25 - Open vraag

shoe (plural)

Slide 26 - Open vraag

Getting started 
Did you understand the grammar? 
Do exercises 4&5 next.

Slide 27 - Tekstslide

Watching A:
I can understand a clip about animals at a wildlife park.

Watch the clip and do exercises 6,7ab(c)
next do exercises: 8,9, 10

Slide 28 - Tekstslide

Watching A: 

Strategie: Als je gericht kijkt/luistert:
– lees je de vragen (zodat je weet welke informatie je nodig hebt)
– kijk/luister je tot die informatie langskomt
– let je op namen, nummers, opvallende woorden (euro, pond, dollar)

Slide 29 - Tekstslide

B: Theme words
Use the vocabulary from p.96 to do the following exercises on animals: 11 t/m 18

Slide 30 - Tekstslide

well done!

Slide 31 - Tekstslide