2-1 Nationalisme


H2.1
lezen: 2.1 Nationalisme
opdrachten 2a-b + 4
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


H2.1
lezen: 2.1 Nationalisme
opdrachten 2a-b + 4

Slide 1 - Tekstslide

Europa verovert de wereld (blz.71)
1850 - stoomschepen vervingen zeilschepen
1869 - Suezkanaal gegraven - in 6 weken naar Azië varen.
Technologische prestaties - maakt mensen trots.
In de 19e eeuw gaan Europese landen de wereld overheersen.
19e eeuw - Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
Begrippen : nationalisme en modern imperialisme  

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 2a
In de leertekst staan vijf soorten veranderingen. Onderstreep de signaalwoorden die de opsomming aangeven.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2b
Vul de tabel verder in.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 4
Grondstoffen waren belangrijk voor het maken van allerlei nieuwe producten.
Bedenk voor welke producten Europeanen de volgende grondstoffen nodig hadden.
Gebruik ook je kennis uit hoofdstuk 1.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4
Grondstoffen waren belangrijk voor het maken van allerlei nieuwe producten.
Bedenk voor welke producten Europeanen de volgende grondstoffen nodig hadden.
Gebruik ook je kennis uit hoofdstuk 1.
Opdracht 4

Slide 7 - Tekstslide

Planagenda

lezen: H2.1 Nationalisme (blz. 77 + 79)
maken: opdrachten 5, 7, 8, 9 + 10

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat gaan we doen?
  • 10 vragen over 2.1 (LessonUp)
  • Wat is nationalisme? (kort filmpje)
  • Antwoorden op de vragen 5, 7, 8, 9 en 10 
  • planagenda

Slide 10 - Tekstslide

De tijd van burgers en stoommachines is van?
A
1800-1850
B
1800-1900
C
1850-1900
D
1900-1950

Slide 11 - Quizvraag


Deze afbeelding hoort bij de tijd van burgers & stoommachines
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen land en volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 13 - Quizvraag

Nationalisme of niet?
Nationalisme
Geen nationalisme 
Monument voor Michiel de Ruyter 
Voorliefde voor de eigen taal 
Het Anne Frank-huis in Amsterdan 

Slide 14 - Sleepvraag

Het nationalisme had weinig gevolg voor de grenzen van in Europa.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Welk land ontstond niet als gevolg van het nationalisme in de 19e eeuw?
A
Duitsland
B
Italie
C
Griekenland
D
Groot-Brittannië

Slide 16 - Quizvraag

Wat kan een gevolg zijn van nationalisme?
A
Een oorlog met een ander land
B
Beter voelen als andere landen
C
Dat landen meer kolonien willen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 17 - Quizvraag

België maakte zich los van het Koninkrijk der Nederlanden als gevolg van het nationalisme.
A
Niet waar
B
Waar
C
Geen idee

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde (in tijd)
1
2
3
4
Willem komt terug uit Engeland
Willem I koning van Nederland, België en Luxemburg
De Belgen komen in opstand
België wordt onafhankelijk

Slide 19 - Sleepvraag

Welk land ontstond in 1871?
A
Franse Keizerrijk
B
Oostenrijkse Keizerrijk
C
Bosnische Keizerrijk
D
Duitse Keizerrijk

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Opdracht 5a
Wat is nationalisme?
  • Een gevoel van trots voor je eigen land, volk en cultuur.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 5b
Wat zijn drie voorbeelden van nationalisme?
A Een krant schrijft enthousiast over een modern oorlogsschip, gebouwd in eigen land.
B Een muzikant zingt een liedje over dappere helden uit de geschiedenis.
C Een schilder schildert een groep trotse vrouwen in traditionele klederdracht.
D Een schrijver beschrijft de ellende van de arbeiders in een industriestad.
E In een theater worden beroemde toneelstukken uit heel Europa opgevoerd.
  • Drie voorbeelden zijn: A, B en C

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 5c
Het nationalisme werd in de 19e eeuw op scholen versterkt. Hoe werkte dat? Maak de juiste combinaties.


Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 7
In de leertekst worden twee gevolgen van nationalisme uitgelegd.
Onderstreep de twee zinnen die deze gevolgen samenvatten.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 8
a.
In 1815 bestond Duitsland nog niet. Noem twee staten waarin Duitsers woonden.
Bijvoorbeeld: 
  • Pruisen, Hannover, Saksen, Beieren.
b.
In welk jaar ontstond Duitsland?
  • In 1871.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 8
c.
Bedenk om welke reden veel Duitsers wilden dat er één Duitsland kwam.
  • Ze vonden dat mensen die Duits spraken, bij elkaar hoorden. 
  • Ze wilden dat Duitsland (weer) een machtig en sterk land zou worden.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 9a
Willem I probeerde van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden een eenheid te maken. Hoe deed hij dat?
  • Hij stelde één officiële taal in: het Nederlands.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 9b
Hoeveel jaar was België onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden?
  • 15 jaar (1815-1830).

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 9c
Noem twee belangrijke redenen waarom mensen in het zuiden zich achtergesteld voelden.
  • De koning benoemde vooral noordelingen in het bestuur.
  • De koning wilde de macht van de katholieke kerk verkleinen.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 10a

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 10b

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht-10c

Slide 33 - Tekstslide

Pak je agenda
 2.2 Europese wereldrijken 
Lezen: blz. 83 t/m 85
Maken: opdrachten 2, 4a-b, 5, 6, 7 + 8

PWW: Hfd.2 (Oriëntatie + paragraaf 1 t/m 3) 

Slide 34 - Tekstslide