1.3: De Kerk valt uiteen (2)

1.3: De kerk valt uiteen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3: De kerk valt uiteen

Slide 1 - Tekstslide

Startwerk:
Zoek de begrippen Hervorming, Reformatie op in je digitale methode. Schrijf de betekenis op in je schrift.
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
  •  Bespreken begrippen uit het huiswerk
  • Vervolg Luther
  • Afronden paragraaf 1.3 
  • Aan de slag met opdrachten. 

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les
... kun je verschillen benoemen tussen katholieken en protestanten.
... kun je uitleggen welke stroming in Nederland de meeste aanhangers kreeg.
... kun je uitleggen welke strijd tussen godsdiensten er ontstond.
... Leer je wat de begrippen: Calvinisme en hagenpreken betekenen

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken begrippen:
Aflaat
Vogelvrij
Protestantse Kerk
Hervorming
Reformatie

Slide 5 - Tekstslide

Katholieken en Protestanten
  • Johannes Calvijn, veel aanhangers in Nederland
  • calvinisme: iedereen moet de almachtige God dienen met een vroom en sober leven vol gebed, bijbellezing en hard werken.
  • gelovigen mogen in opstand komen tegen vorsten en regeringen die het ware geloof bestreden.
  • verschil met Luther, die verzet tegen de overheid niet toestond. 

Slide 6 - Tekstslide

Protestanten:
  • alleen in de hemel komen door het geloof  en door Gods genade.
  • direct contact met God door gebed en de Bijbel.
  • geen geestelijken nodig
  • protestantse geestelijken: dominee, predikant legden de Bijbel uit. Mochten wel trouwen, stonden niet boven de gewone gelovigen en konden geen zonden vergeven.

Slide 7 - Tekstslide

Protestanten:
  • geen heiligen en relikwieën vereren.
  • protestantse kerken zijn kaal, Katholieke kerken stonden vol met beelden, schilderijen en andere versierselen. 

Slide 8 - Tekstslide

Strijd tussen godsdiensten:
  • overgang naar protestantisme had grote voordelen voor vorsten
  • rijkdommen van de kerk in beslag nemen
  • geen rekening houden met de paus
  •  koningen van Engeland, Zweden en Denemarken braken met de katholieke kerk en legden hun onderdanen het protestantse geloof op.

Slide 9 - Tekstslide

Strijd tussen godsdiensten:
  • Karel V jarenlang oorlog in het Duitse rijk met protestantse vorsten. Hele rijk moet weer katholiek worden
  • 1555: Karel V geeft het op, iedere Duitse vorst mag zelf de godsdienst in zijn gebied bepalen.
  • In de Nederlanden inquisitie 
  • Protestanten als ketters vervolgen 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag:
  • Lees de theorie en maak de opdrachten van paragraaf 1.3 

Slide 12 - Tekstslide