8/10 signaalwoorden en tekstverbanden

Wat gaan we doen?
- Lesdoelen bespreken
- Uitleg over tekstverbanden en signaalwoorden
- Aan de slag
- Lesdoelen controleren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
- Lesdoelen bespreken
- Uitleg over tekstverbanden en signaalwoorden
- Aan de slag
- Lesdoelen controleren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de leeractiviteit:
- kun je in ieder geval vier tekstverbanden benoemen
- kun je uitleggen wat signaalwoorden zijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Tekstverbanden
1. Opsommend verband (opsomming)
2. Tegenstellend verband (tegenstelling)
3. Toelichtend verband (voorbeeld)
4. Chronologisch verband (tijdsvolgorde)
5. Oorzaak - gevolg
6. Voorwaardelijk verband (voorwaarde)

Slide 4 - Tekstslide

1. Opsomming
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ook, verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte...

Voorbeeld: Voor een cake heb je nodig: bloem, melk, boter, een ei en bakpoeder.

Let ook op leestekens: (:) (,)

Slide 5 - Tekstslide

2. Tegenstelling
Signaalwoorden: hoewel, echter, toch, maar, tegenover...

Voorbeeld: Veel jongeren willen in de vakantie graag wat bijverdienen, maar er is dit jaar weinig vakantiewerk te vinden.

Slide 6 - Tekstslide

3. Voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou, denk aan, onder andere...

Voorbeeld: Je kunt afspraken voor een stage laten vastleggen in een stageovereenkomst. Denk aan het aantal uren dat je per week werkt.

Slide 7 - Tekstslide

4. Tijdsvolgorde
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl

Voorbeeld: Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 8 - Tekstslide

5. Oorzaak - gevolg
Signaalwoorden: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van...

Voorbeeld: Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 9 - Tekstslide

6. Voorwaarde
Signaalwoorden: als ... (dan), indien, tenzij, mits

Voorbeeld: Als Jasper een goed verslag schrijft, krijgt hij een hoog cijfer voor zijn praktische opdracht.

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen...
1. Ik heb mijn spullen vergeten, doordat ik mij vanochtend heb verslapen.
2. Eerst was het zo dat ik de hond uitliet, nu doet mijn broer dat.
3. Je neemt mee: sokken, laarzen en een waterdichte jas.
4. Als je dat doet, weet je wat er gaat gebeuren.
5. Je hebt een goede tas nodig, zoals een Eastpak.
6. Hij wilde graag gaan fietsen, maar het regende erg hard.

Slide 11 - Tekstslide

1. Oorzaak - gevolg
2. Chronologisch verband
3. Opsomming
4. Voorwaarde
5. Voorbeeld
6. Tegenstelling

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Met Nederlands. Je mag verder werken aan een trede die je nog moet inhalen.

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de leeractiviteit:
- kun je in ieder geval vier tekstverbanden benoemen
- kun je uitleggen wat signaalwoorden zijn

Slide 14 - Tekstslide