1. Ik heb mijn spullen vergeten, doordat ik mij vanochtend heb verslapen.
2. Eerst was het zo dat ik de hond uitliet, nu doet mijn broer dat.
3. Je neemt mee: sokken, laarzen en een waterdichte jas.
4. Als je dat doet, weet je wat er gaat gebeuren.
5. Je hebt een goede tas nodig, zoals een Eastpak.
6. Hij wilde graag gaan fietsen, maar het regende erg hard.