Behoeften van de mens

Behoeften van de mens
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
OpvoedkundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Behoeften van de mens

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen:
  • geven de drie kenmerken van de menselijke behoeften volgens Maslow
  • rangschikken de vijf basisbehoeften van Maslow in de juiste hiërarchie 
  • geven minstens drie voorbeelden van fysiologische behoeften
  • lichten de beïnvloedende factoren in verband met het gevoel van (on)veiligheid toe 


Slide 2 - Tekstslide

Behoeften van Maslow
3 kenmerken in verband met menselijke behoeften:
  1. Ieder mens heeft behoeften
  2. De meeste handelingen en gedachten van de mens worden gedragen door innerlijke behoeftes: gedrag wordt dus beïnvloed door behoeften
  3. Er zijn behoeften die eerst bevredigd moeten worden vooraleer een volgende behoefte kan ingevuld worden

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de volgorde van behoeften volgens Maslow? De eerste die vervuld moet worden onderaan, de laatste bovenaan.
Lichamelijke behoeften
Veiligheid en zekerheid
Zelfontplooiing
Erkenning en waardering
Behoefte aan sociaal contact

Slide 4 - Sleepvraag

1. Fysiologische behoeften
lichamelijke basisbehoeften die nodig zijn om te overleven

Slide 5 - Tekstslide

2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid

het zoeken naar zekerheid, bescherming, orde en wet, het willen leven zonder vrees

Slide 6 - Tekstslide

2.1. Beïnvloedende factoren in verband met het gevoel van (on)veiligheid
Het gevoel van veiligheid of onveiligheid is zeker niet alleen afhankelijk van de mate waarin de situatie gevaar oplevert. 

Karakter
Vroegere ervaringen 
Verstandelijke vermogens en opgedane kennis

Eenzelfde situatie kan voor de ene mens erg bedreigend zijn, terwijl die voor een ander juist aantrekkelijk is. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Behoeften van de mens

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen:

  • sommen preventieve maatregelen op de drie niveaus bij een gegeven mogelijke gevaarsituatie
  • geven de materiële en sociale factoren aan die van het woonmilieu een 'thuis' kunnen maken

Slide 10 - Tekstslide

2.2. Preventieve maatregelen bij mogelijke gevaarsituaties

Om gevaar te kunnen vermijden, moeten we eerst weten wat de risicofactoren zijn voor bepaald gevaar. 

Deze kunnen liggen bij de persoon zelf, bij de materiële omgeving, of bij de sociale omgeving.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Risicodragende eigenschappen van de persoon

Slide 13 - Open vraag

Preventieve maatregelen op het niveau van de persoon

Slide 14 - Open vraag

Risicodragende eigenschappen van de materiële omgeving

Slide 15 - Open vraag

Preventieve maatregelen op het niveau van de materiële omgeving

Slide 16 - Open vraag

Risicodragende eigenschappen van de sociale omgeving

Slide 17 - Open vraag

Preventieve maatregelen op het niveau van de sociale omgeving

Slide 18 - Open vraag

3. Behoefte aan samenhorigheid, affectieve relaties, sociaal contact

Slide 19 - Tekstslide

3.1. Behoefte aan contact in de samenleving en in de buurt waarin je woont


Op het eerste zicht lijkt het wel alsof er van communicatiemoeilijkheden of van een gebrek aan sociaal contact geen sprake meer kan zijn. Toch dreigt het bevredigen van de behoefte aan sociaal contact steeds meer problematisch te worden.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe kan een tv er voor zorgen dat er juist minder contact met andere mensen is?

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zorgt het bestaan van de auto ervoor dat er minder contact is met andere mensen?

Slide 22 - Tekstslide

Vinden jullie sociale media een goede ontwikkeling?

Slide 23 - Tekstslide

Behoeften van de mens

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen:

  • geven de materiële en sociale factoren aan die van het woonmilieu een 'thuis' kunnen maken 
  • leggen de dimensie kluwen-gezin vs. los-zand-gezin uit 
  • argumenteren waarom een gegeven casus eerder omschreven kan worden als een kluwen-gezin of een los-zand-gezin
  • sommen de vier functies van communicatie opdat het een positieve rol zal spelen binnen het gezin
  • herkennen de vier functies van communicatie ter bevordering van het gezin in een casus
  • leggen de link tussen de samenhang van het gezin en de wooninrichting 

Slide 25 - Tekstslide

3.2. Behoefte aan contact in het gezin 
  • Kluwen gezin
  • Los-zand gezin
  • Evenwicht vinden!

Slide 26 - Tekstslide

3.3. Communicatie binnen het gezin 
Kunnen zeggen wat je te zeggen hebt en beluisterd worden door je huisgenoten

Communicatie kan pas een positieve rol spelen binnen het gezin als het voldoet aan 4 functies

Slide 27 - Tekstslide

4 functies waaraan communicatie moet voldoen om een positieve rol te spelen binnen het gezin: 
  1. Relaties tussen de gezinsleden regelen
  2. Informatie doorgeven
  3. Opvattingen en gevoelens duidelijk maken
  4. Elkaar gezelschap houden

Slide 28 - Tekstslide

3.4. Wooninrichting en samen-wonen
Enerzijds moeten de gezinsleden thuis de gelegenheid hebben om samen te zijn en met elkaar om te gaan, maar anderzijds moet elk gezinslid op bepaalde momenten de mogelijkheid hebben om zich af te zonderen en met andere dingen bezig te zijn dan de rest van het gezin.

Slide 29 - Tekstslide

Behoeften van de mens

Slide 30 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen:
  • leggen de vier concrete verlangens (eigen identiteit, privacy, waardering van anderen, positief zelfbeeld) binnen de behoefte aan waardering in eigen woorden uit 
  • herkennen de vier concrete verlangen binnen de behoefte aan waardering in een tekst
  • geven de twee factoren die bepalen of iets tot ons persoonlijk territorium hoort
  • leggen de twee componenten van het zelfbeeld uit
  • sommen de gevolgen van een positief zelfbeeld op het gedrag en gevoel op
  • sommen de gevolgen van een negatief zelfbeeld op het gedrag en gevoel op 
  • herkennen de gevolgen van een positief en negatief zelfbeeld in een casus 
  • leggen uit hoe het zelfbeeld doorheen het leven evolueert aan de hand van de kindertijd, adolescentie en volwassenheid 

Slide 31 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen:
  • leggen uit wat het verschil is tussen het reële en ideale zelfbeeld
  • beschrijven de impact van een klein verschil tussen het reële en ideale zelfbeeld
  • beschrijven de impact van een groot verschil tussen het reële en ideale zelfbeeld 
  • leggen uit wat sociale vergelijking is
  • argumenteren waarom sociale vergelijking niet altijd slecht is 
  • leggen de behoefte aan zelfverwezenlijking aan de hand van mogelijkheden uit 

Slide 32 - Tekstslide

4. Behoefte aan waardering, erkenning en zelfrespect

Slide 33 - Tekstslide

4.1. Een eigen identiteit hebben 
We willen door de medemensen ‘gekend’ zijn als die bepaalde unieke persoon, met een eigen naam en een eigen persoonlijkheid

Slide 34 - Tekstslide

4.2. Privacy
Ieder mens heeft een territorium waar hij geen indringers accepteert. Wat tot dit territorium behoort, is afhankelijk van twee factoren: ons eigen karakter en de aard van de relatie die we met de ander hebben. 

Slide 35 - Tekstslide

4.3. Anderen die hun waardering uiten

We verwachten dat anderen op het gepaste moment, hun achting of waardering expliciteren. We hebben nu en dan een schouderklopje of pluimpje nodig. 

Slide 36 - Tekstslide

4.4. Positief zelfbeeld/zelfwaardering

Zelfbeeld = geheel van alle waarnemingen, gedachten en gevoelens die een persoon heeft over zichzelf.

Zelfwaarneming + zelfwaardering

Grote invloed op hoe je denkt, voelt en leeft! 

Slide 37 - Tekstslide

Grote verschillen in gedrag en gevoel:
Mensen met een positief zelfbeeld: 
1) Meer kans op goede prestaties (gedrag)
2) Voelen zich vaker tevreden over zichzelf (gevoel)
3) Gaan makkelijker nieuwe contacten aan (gedrag)
Mensen met een negatieve zelfbeeld:
1) Hebben meer kans op mislukken (gedrag)
2) Voelen zich vaak onzeker, angstig en kwetsbaar (gevoel)
3) Gaan minder snel nieuwe contacten leggen (gedrag)

Slide 38 - Tekstslide

Je zelfbeeld evolueert doorheen je leven:
  • Kindertijd: opvoeders/primaire verzorgers hebben een grote invloed op je zelfbeeld (blijvende impact) 
  • Ook bepaalde situaties/gebeurtenissen kunnen een impact hebben gehad op jouw zelfbeeld
  • Adolescentie: belangrijke periode wat betreft zelfbeeld, omgeving speelt een grote rol
  • Volwassenheid: zelfbeeld blijft evolueren en wordt scherper

Slide 39 - Tekstslide

Het verschil tussen je reële en je ideale zelfbeeld kan ervoor zorgen dat je jezelf negatief beoordeelt. Het is dus belangrijk dat deze niet te ver uit elkaar liggen. 

Reële/werkelijke zelfbeeld: hoe je jezelf ziet
Ideale/mogelijke zelfbeeld: hoe je jezelf zou willen zien

Klein verschil: relatief tevreden met jezelf, positieve waardering
Groot verschil: ongelukkig met jezelf, negatieve waardering

Slide 40 - Tekstslide

Sociale vergelijking: jezelf beoordelen door je te vergelijken met anderen die tot jouw groep behoren

Vooral met mensen van wie we denken dat ze tot dezelfde groep behoren

Niet altijd slecht! 

Slide 41 - Tekstslide

5. Behoefte aan zelfverwezenlijking of zelfactualisatie


Bij de geboorte bezit een kind slechts de mogelijkheden, maar nog niet alle eigenschappen om tot een volwaardig mens uit te groeien. Deze mogelijkheden moeten nog gerealiseerd worden (tot eigenschappen worden omgezet). 

Slide 42 - Tekstslide