9.1 Ongezond

Wat weet je nog van 8.3 en 8.4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van 8.3 en 8.4

Slide 1 - Tekstslide

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 2 - Quizvraag

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 4 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 5 - Quizvraag


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 6 - Quizvraag

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 7 - Quizvraag


A
nr. 9 heet hartklep
B
nr. 9 heet slagaderklep
C
nr . 9 heet aderklep
D
geen enkele uitspraak is juist

Slide 8 - Quizvraag

Dankzij slagaderkleppen, stroomt bloed niet terug in de:
A
Boezems
B
Kamers

Slide 9 - Quizvraag

Deze cellen/dit orgaan zorgen voor het juiste aantal hartslagen per minuut.
A
Sinusknoop
B
Hersenstam
C
Aorta
D
Rode bloedcellen

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
A heeft de laagste bloeddruk
B
B heeft de laagste bloeddruk
C
C heeft de laagste bloeddruk
D
B heeft de hoogste bloeddruk

Slide 11 - Quizvraag

4. Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

9.1 Ongezond

Slide 14 - Tekstslide

9.1 Leerdoelen
  • Je leert welke factoren je gezondheid beïnvloeden.
  • Je leert wat de werking en het risico van verschillende genotsmiddelen is.





Slide 15 - Tekstslide

9.1 Begrippenlijst
  • leefstijl-gezondheidszorg
  • lichamelijk/geestelijk/sociaal-afhankelijk​
  • verdovende/stimulerende/bewustzijnsveranderende-middelen-afkicken
  • Nicotine-koolstofmonooxide-teer-COPD-chronische bronchitis-longemfyseem-longkanker
  • comazuipern- binge-drinken -alcoholvergiftiging





Slide 16 - Tekstslide

Invloeden op je gezondheid
  1. Leefstijl
  2. Omgeving
  3. Gezondheidszorg

Slide 17 - Tekstslide

Genotmiddelen
Bijv. alcohol, sigaretten
          en drugs.
Verslavend:
- Lichamelijk afhankelijk
- Geestelijk afhankelijk
- Sociaal afhankelijk

Slide 18 - Tekstslide

Roken
Koolstofmonoxide 
Neemt in de rode bloedcel de plek in van zuurstof. Hierdoor kan er minder zuurstof vervoerd worden.

Teer is kankerverwekkend.
Het vormt een laagje aan de binnenkant van de longblaasjes

Nicotine heeft een sterk verslavend effect. Het vernauwt de bloedvaten

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Drugs
  • Verdovende middelen
    (hersenen werken trager)
  • Stimulerende middelen
    (hersenen werken sneller)
  • Bewustzijnsveranderende middelen
    (hersenen werken anders)


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide