Gedrag bij dieren herkennen

Wat ga je leren?
Tijdens de lessen NZ krijg je informatie over het bezoek aan de dierentuin. Je leert over ‘gedrag’ en hoe je een onderzoek uitvoert. 

Je kunt bijvoorbeeld uitleggen wat de volgende onderwerpen inhouden: 

- Externe/interne prikkel
- Aangeboren/aangeleerd gedrag
- Instinct
- Solitaire levenswijze / sociale levenswijze
- Het bedenken van een onderzoeksvraag
- Een hypothese opstellen
- Het maken van een ethogram
- Het maken van een protocol
- Het maken van een staaf- of lijn diagram
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat ga je leren?
Tijdens de lessen NZ krijg je informatie over het bezoek aan de dierentuin. Je leert over ‘gedrag’ en hoe je een onderzoek uitvoert. 

Je kunt bijvoorbeeld uitleggen wat de volgende onderwerpen inhouden: 

- Externe/interne prikkel
- Aangeboren/aangeleerd gedrag
- Instinct
- Solitaire levenswijze / sociale levenswijze
- Het bedenken van een onderzoeksvraag
- Een hypothese opstellen
- Het maken van een ethogram
- Het maken van een protocol
- Het maken van een staaf- of lijn diagram

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt gedrag herkennen 
en de functie van gedrag benoemen.
Bijvoorbeeld:

              - Jachtgedrag                                        - Vluchtgedrag
              - Dreiggedrag                                        - Voortplantingsgedrag
              - Sociaal gedrag                                    - Speelgedrag
              - Territoriaal gedrag                               - Voedsel zoekgedrag
              - Onnatuurlijk (afwijkend) gedrag

Gedrag van dieren in gevangenschap kan in meerdere opzichten afwijken van dat van hun soortgenoten in de natuur. Hierover ga je ook meer leren.

Slide 2 - Tekstslide

1. Wat is stereotype gedrag? 2. Hoe komt het dat de wilde kat stereotype gedrag vertoont 3. a) Waardoor vertonen de wolven in de wolvenvallei geen stereotype gedrag? b) Geef 3 voorbeelden van de leefomgeving van deze wolven 4. Hoe leeft een sociaal dier? 5. Aan welk gedrag herken je de sociale wolf? 6. Hoe noem je het vrouwtje dat jongen krijgt binnen de roedel wolven? 7. Roedels leven in een bepaald gebied, hoe noem je zo’n gebied? 8. Hoe verdedigt de roedel het leefgebied van de groep? 9. Waarom verblijven de verzorgers maximaal 10 minuten in de wolvenvallei? 10. Vertonen wolven in de dierentuin jachtgedrag? 11. Hoe komt het dat de zebra’s in de dierentuin vluchtgedrag vertonen? 12. Wat wordt bedoeld met: “Jachttechnieken gaan verloren? 13. Olifanten zijn sociale dieren. a) Wie is Alexander b) Welke belangrijke functie heeft hij?

Opdracht : Bekijk de film en beantwoord de vraag 1 t/m 23 in je schrift

1. Wat is stereotype gedrag?
2. Hoe komt het dat de wilde kat stereotype gedrag vertoont?
3. a) Waardoor vertonen de wolven in de wolvenvallei geen stereotype gedrag?
   b) Geef 3 voorbeelden van de leefomgeving van deze wolven

4. Hoe leeft een sociaal dier?


5. Aan welk gedrag herken je de sociale wolf?


6. Hoe noem je het vrouwtje dat jongen krijgt binnen de roedel wolven? 


7. Roedels leven in een bepaald gebied, hoe noem je zo’n gebied?

8. Hoe verdedigt de roedel het leefgebied van de groep? 
9. Waarom verblijven de verzorgers maximaal 10 minuten in de wolvenvallei? 
10. Vertonen wolven in de dierentuin jachtgedrag? 
11. Hoe komt het dat de zebra’s in de dierentuin vluchtgedrag vertonen? 
12. Wat wordt bedoeld met: “Jachttechnieken gaan verloren? 
13. Olifanten zijn sociale dieren. 
     a) Wie is Alexandra 
     b) Welke belangrijke functie heeft zij?

Slide 3 - Tekstslide

1. Wat is stereotype gedrag? 2. Hoe komt het dat de wilde kat stereotype gedrag vertoont 3. a) Waardoor vertonen de wolven in de wolvenvallei geen stereotype gedrag? b) Geef 3 voorbeelden van de leefomgeving van deze wolven 4. Hoe leeft een sociaal dier? 5. Aan welk gedrag herken je de sociale wolf? 6. Hoe noem je het vrouwtje dat jongen krijgt binnen de roedel wolven? 7. Roedels leven in een bepaald gebied, hoe noem je zo’n gebied? 8. Hoe verdedigt de roedel het leefgebied van de groep? 9. Waarom verblijven de verzorgers maximaal 10 minuten in de wolvenvallei? 10. Vertonen wolven in de dierentuin jachtgedrag? 11. Hoe komt het dat de zebra’s in de dierentuin vluchtgedrag vertonen? 12. Wat wordt bedoeld met: “Jachttechnieken gaan verloren? 13. Olifanten zijn sociale dieren. a) Wie is Alexander b) Welke belangrijke functie heeft hij?

Vervolg Opdracht : Bekijk de film en beantwoord de vraag 1 t/m 23 in je schrift



14. a) Waarom zou een jong en onervaren Koe het eigen jong wat aandoen? 
     b) Wie en wat voorkomt dit? 
15. Verdwijnt bij dieren in de dierentuin het voortplantingsgedrag? 
16. Welk gedrag is een onderdeel van sociaal gedrag? 
17. Waarom is het belangrijk? 
18. In het wild zoeken dieren naar voedsel. 
      Op welke manier proberen de verzorgers van dieren het natuurlijke gedrag na te bootsen? 
19. Wat zou er gebeuren als er 1 pot zou zijn? 
20. Geef een voorbeeld van territoriaal-gedrag 
21. Dierentuinen werken samen. 
     Waarom heeft een dierentuin een vok-programma? 
22. In de dierentuin krijgen dieren ‘hun natje en hun droogje’. Wat betekent dat? 
23. Hoe komt het dat herintroductie (terug naar de natuurlijke leefomgeving) vaak niet kan?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welk gedrag verdwijnt meestal 
bij dieren in de dierentuin? Hoe komt dat?


Bepaalde gedragingen verdwijnen bij veel dieren in dierentuinen geheel of gedeeltelijk.

Dit komt o.a. doordat dergelijk gedrag moeilijk gestimuleerd kan worden.

Slide 6 - Tekstslide

Jachtgedrag
Doordat prooidieren afwezig zijn en er op vaste tijden gevoederd wordt is het voor vleeseters niet meer nodig te jagen. Jachtgedrag is dan ook niet of nauwelijks te zien. Bij veel dieren blijft de drang tot jagen echter wel aanwezig. Zo vinden de verzorgers/sters van de roofdieren regelmatig resten van vogels die blijkbaar in het verblijf zijn geland, of daar heel laag zijn overgevlogen. Dat de drang tot jagen niet verdwijnt is ook te zien bij jonge roofdieren die elkaar vaak besluipen.

Slide 7 - Tekstslide

Vluchtgedrag
In een dierentuin zijn voortdurend mensen aanwezig. 
Voor dierentuin-dieren is de mens, oorspronkelijk een vijand. Maar omdat de dieren de mens veel zien is de mens hierdoor geaccepteerd geworden. 
Daarnaast is het verblijf in de dierentuin (het leefgebied) voor het dier een veilige omgeving. Daar ontbreken natuurlijke vijanden.

Hierdoor is vluchtgedrag niet vaak te zien.

Slide 8 - Tekstslide

Welk oorspronkelijk gedrag blijft bij dieren in de dierentuin bestaan?
Gelukkig blijft een groot deel van het oorspronkelijke gedrag ook in een dierentuinsituatie gehandhaafd. 

Hoe "echt" een dier zich gedraagt is o.a. afhankelijk van de mate waarin de natuurlijke omgeving van het betreffende dier wordt nagebootst.
Hoe meer het verblijf (de leefomgeving) van het dier in de dierentuin op de natuurlijke omgeving lijkt, hoe meer oorspronkelijk gedrag aanwezig blijft.

Slide 9 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Dieren die van nature in groepen leven worden in de dierentuin meestal ook in groepen gehouden (b.v. mensapen, leeuwen, olifanten, diverse hoefdieren).

Het sociaal gedrag, dat zo kenmerkend is voor deze dieren, blijft daardoor voor een groot deel gehandhaafd. 
In hoeverre dergelijke gedragingen blijven bestaan is o.a. afhankelijk van de samenstelling van de groep.
Is deze goed (b.v. de juiste verhouding tussen mannetjes en vrouwtjes; en tussen jonge en volwassen dieren) dan zal een belangrijk deel van het sociale gedrag van deze dieren ook in een dierentuin te zien zijn. 

Verandert de samenstelling, bijvoorbeeld door de introductie van een nieuw dier, dan kan dit problemen geven. Om dit te voorkomen wordt er vaak gebruik gemaakt van "een verblijf in een verblijf". De dieren kunnen zo rustig aan elkaar wennen. Zij kunnen elkaar zien, horen en ruiken zonder elkaar lichamelijk letsel toe te kunnen brengen en de nieuwkomer zal uiteindelijk beter door de anderen geaccepteerd worden. 

Het verzorgen van elkaars huid vormt bij dieren die in groepen leven een belangrijk onderdeel van het sociale gedrag

Slide 10 - Tekstslide

Speel gedrag
Een belangrijk onderdeel van sociaal gedrag is speelgedrag. 

Zowel voor jonge als voor oude dieren is spelen een zeer belangrijke vorm van leren. 

Om speelgedrag te stimuleren (wat vooral bij aapachtigen van belang is, o.a. om verveling te voorkomen) dient inrichting van het verblijf voldoende uitnodigend te zijn (klimrekken, touwen, tonnen e.d.). 

Met name de verblijven van de gorilla's en gibbons zijn aangekleed met dergelijke materialen. Bij deze diersoorten is speelgedrag dan ook veelvuldig te zien.

Slide 11 - Tekstslide

Territoriaal gedrag
Veel dieren hebben in de natuur een territorium dat ze verdedigen tegen vijanden en soortgenoten. Vaak is territoriaal gedrag in een dierentuin nog steeds waarneembaar (de zang van diverse vogelsoorten, het roepen van gibbons, geurmarkeringen van katachtigen, imponeergedrag enz.). In sommige gevallen brengt het territoriaal gedrag echter grote problemen met zich mee. Zo vechten bij veel hoefdieren de mannetjes elkaar vaak letterlijk de tent uit. In de natuur krijgt het verliezende mannetje de gelegenheid te vluchten. In een dierentuin is dit niet altijd mogelijk, met als gevolg dat de dieren elkaar soms verwonden. 
In extreme gevallen kan het voorkomen dat de verliezende partij zodanig in het nauw wordt gedreven dat hij zelfs zijn verblijf uitspringt. Om dit te voorkomen worden in de groep geboren mannetjes voordat ze volwassen zijn meestal uit de groep genomen.

Slide 12 - Tekstslide

Voortplantings gedrag
De laatste jaren is het in toenemende mate van belang dat dierentuinen met hun dieren fokken. 

Enerzijds omdat steeds minder dieren uit het wild mogen worden betrokken en dierentuinen voor het op peil houden van hun diercollectie dus zijn aangewezen op de eigen fok. Anderzijds omdat van een groeiend aantal diersoorten de hoofdpopulatie in dierentuinen leeft en het voor het behoud van deze diersoorten dus uitermate belangrijk is dat er met hen in gevangenschap wordt gefokt. 

Het voortplantingsgedrag kan op een aantal manieren worden gestimuleerd, zo moet ervoor worden gezorgd dat de dieren in een goede conditie zijn, dat hun leefomgeving aan de juiste voorwaarden voldoet, dat de juiste partner voor het dier wordt gevonden en dat de groep de goede samenstelling heeft.

Vooral klimatologische omstandigheden (de temperatuur, de luchtvochtigheid en de verlichting van het verblijf) blijken vaak een grote rol te spelen. Het zal duidelijk zijn dat hieraan bij tropische vissoorten eenvoudiger voldaan kan worden dan bij grote dieren zoals ijsberen. Bij sommige dieren zoals bijvoorbeeld de leeuw, verloopt de voortplanting zo voorspoedig dat er aan geboortebeperking (de pil) moet worden gedaan.

Slide 13 - Tekstslide

Voedselzoek gedrag
In de natuur besteden de meeste dieren een belangrijk deel van hun tijd aan het zoeken naar voedsel en het eten ervan. Voor veel grazende diersoorten is dit ook in een dierentuinsituatie zo: zij lopen op met gras begroeide weiden of krijgen hooi en/of takken, waarmee zij een groot deel van de dag bezig zijn. 's Nachts krijgen zij in de stallen bovendien een portie krachtvoer en/of groenten of fruit. Andere dieren krijgen hun voedsel 's ochtends of 's middags en bij hen is de hoeveelheid tijd die zij besteden aan het eten van voedsel sterk verminderd en geconcentreerd op een bepaalde tijd van de dag, hetgeen onnatuurlijk is. Dit kan problemen opleveren, bijvoorbeeld doordat de dieren zich gaan vervelen en allerlei stereotype gedrag gaan vertonen. Op diverse manieren wordt getracht dit tegen te gaan, o.a. door het voedsel in kleinere porties verdeeld over de dag te geven.



Met name intelligente dieren, zoals gorilla's, vervelen zich erg snel. Aangezien eten dé manier is om bezig te blijven, heeft de gedragsbiologe in samenwerking met de verzorgers allerlei methoden bedacht om de apen zo lang mogelijk met hun voedsel bezig te houden.
Gorilla’s kunnen hun eten niet zomaar bereiken, ze moeten er echt moeite voor doen. Ze zijn er lang mee bezig en ze worden gestimuleerd naar voedsel te blijven zoeken. Ze krijgen bijvoorbeeld: 1. Houtwol vermengt met zonnebloempitten.
  1. Boomstammetjes waarin gaten zijn geboord, opgevuld met honing.
  2. Voedsel uit potten die soms wel en niet open zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Welk gedrag is niet natuurlijk
Sommige dieren vertonen in dierentuinen gedrag dat niet natuurlijk is. 
Soortgenoten in het wild vertonen dergelijk gedrag niet. We spreken ook wel van afwijkend gedrag.

Enkele voorbeelden zijn:
- Contact zoeken met mensen
- Bedelen
- Stereotype gedrag (b.v. het "ijsberen")
- Overmatig agressief gedrag
- Het uittrekken van eigen veren of haren 
- Het eten van uitwerpselen

Slide 15 - Tekstslide

Onnatuurlijk gedrag, hoe komt dat?
 Dergelijke gedragingen worden o.a. veroorzaakt door:  

- Een te kleine behuizing (leefgebied)

- Te weinig afleiding
   Met name papegaaiachtigen plukken zich uit verveling vaak kaal
- Het ontbreken van speelmogelijkheden
- Het ontbreken van vluchtmogelijkheden
- Niet geaccepteerd worden door soortgenoten
- Een lang uitblijven van contact met soortgenoten
- Een weinig natuurlijke inrichting van het verblijf

Slide 16 - Tekstslide

Is elk afwijkend gedrag negatief?

Nu zijn niet alle vormen van afwijkend gedrag ook bij voorbaat negatief: zo is het niet natuurlijk dat een dier contact zoekt met mensen, maar het houdt hem wel bezig en zolang de mens maar niet voedert en geen vervelende dingen met het dier doet, kan het ook geen kwaad. Dit gedrag mag alleen niet de overhand krijgen en het dier in zijn normale functioneren storen. In dat geval wordt het afwijkend gedrag. Ongewenst gedrag dat moet worden bestreden. Doordat dierentuinen een steeds beter inzicht krijgen in de oorzaken van afwijkend gedrag kan veel van dit ongewenste gedrag tegenwoordig gelukkig ook daadwerkelijk voorkomen worden.

Slide 17 - Tekstslide