L' adjectif démonstratif


Prenez votre ordinateur + manuel


Google
LessonUp code invoeren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
fransSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Prenez votre ordinateur + manuel


Google
LessonUp code invoeren

Slide 1 - Tekstslide

Vous connaissez Cyprien?
Regarde ce qu'il raconte sur ses vêtements ;-)




Slide 2 - Tekstslide

Quels vêtements est-ce que Cyprien aime bien porter?
A
un jean, une salopette, des chaussettes
B
une veste, un jean, des baskets
C
un jean, un t-shirt, des baskets
D
des chaussettes, des baskets, une salopette

Slide 3 - Quizvraag

Le synonyme pour
' les vêtements qu'on porte' est
A
un costume
B
une chemise
C
une tenue
D
des bretelles

Slide 4 - Quizvraag

Quel pantalon préférez-vous?
Je préfère ...

die zwarte trainingsbroek 

die blauwe jeans

Slide 5 - Tekstslide

Quelles baskets préférez-vous?
Je préfère ...

deze witte sneakers

die gekleurde sneakers

Slide 6 - Tekstslide

Cette chemise
=
A
een hemd
B
die hemd
C
het hemd
D
dat hemd

Slide 7 - Quizvraag

'Ce pantalon'
=
A
een broek
B
de broek
C
die broek
D
het broek

Slide 8 - Quizvraag

' Ces bretelles'
=
A
deze bretellen
B
bretellen
C
de bretellen
D
die bretellen

Slide 9 - Quizvraag

'cette veste'
A
de jas
B
die jas
C
een jas
D
deze jas

Slide 10 - Quizvraag

Manuel pg 152 
2. En français, on emploie quels mots pour dire
                                     die, deze, dit, dat?
Marque dans le cadre vert
- Comment est-ce qu'on appelle ces petits mots?
- Les 4 adjectifs démonstratifs
- ce -> cet !!  -> cet hôtel / cet ami
                               cette armoire / cette amie

Slide 11 - Tekstslide

Ce, cet, cette, ces zijn lidwoorden die iets aanwijzen
(= die, dat,dit, deze)                       = aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Alles duidelijk? Even testen...
Hoe noemen we de lidwoorden die iets aantonen/ aanwijzen?
A
adjectif possessif
B
adjectif de couleur
C
adjectif démonstratif
D
substantif

Slide 13 - Quizvraag

VRAI ou FAUX
Om het juiste 'adjectif démonstratif' te gebruiken moet je weten of het substantif, waarbij het staat, mannelijk of vrouwelijk is.
A
VRAI
B
FAUX

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Er zijn 2 aanwijzende voornaamwoorden mogelijk als het woord mannelijk enkelvoud is. Welke?
A
ce + cette
B
ce + ces
C
ce + cet

Slide 16 - Quizvraag

Choisis l' adjectif démonstratif correct:

... professeur est nouveau.
A
Ce
B
Cette
C
Cet
D
Ces

Slide 17 - Quizvraag

... étudiante est italienne.
A
Ce
B
Cette
C
Cet
D
Ces

Slide 18 - Quizvraag

Nous habitons à côté de ... grand magasin.
A
Ce
B
Cette
C
Cet
D
Ces

Slide 19 - Quizvraag

Combien coûtent ... bretelles?
A
Ce
B
Cette
C
Cet
D
Ces

Slide 20 - Quizvraag

élèves groupe 1
Ecrivez ...

Slide 21 - Open vraag

Faites les exercices dans votre manuel
- pg 152 ex 3

- pg 153 ex 4 - 5

- pg 154 ex 6 - 7




Slide 22 - Tekstslide

élèves groupe 2
Ecrivez ...

Slide 23 - Open vraag

élèves groupe 1
Ecrivez ...

Slide 24 - Open vraag

élèves groupe 2
Ecrivez ...

Slide 25 - Open vraag

élèves groupe 3
Ecrivez ...

Slide 26 - Open vraag

élèves groupe 3
Ecrivez ...

Slide 27 - Open vraag

Attention! 
1. c'est - ses - ces
2. cet, sept, cette 

 pg 155 ex 8-9: 



 





cet - cette - sept
- pg 155 ex 9

Slide 28 - Tekstslide