Disk woordenschat vrije tijd 1

Vrije tijd
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vrije tijd

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Nieuwe woorden leren.
  • Praten, lezen, schrijven en tekenen over vrije tijd.
Wat heb je nodig?
  • (Woorden)schrift en pen
  • Laptop -> inloggen LessonUp
  • potloden / papier / teksten

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van deze les:

- kun je de betekenis van de woorden: de activiteit, het blokje, buitenlands, organiseren, het plezier, surfen, het seizoen begrijpen uit het verhaal en kun je de woorden in een context gebruiken.

-kan je samenwerken om een vrijetijdsactiviteit te plannen, waarbij je luistert, spreekt, leest en schrijft.

-kun je de woorden van les 1 vertalen en er een Nederlandse zin mee schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Taaldoelen per niveau:

A2 Je kan korte zinnen maken om je vrije tijd te beschrijven, inclusief activiteiten en seizoenen (bijvoorbeeld: “Ik ga in de zomer naar een buitenlands strand om te surfen.”). Je kan eenvoudige gesprekken voeren over leuke activiteiten in vrije tijd.

B1 Je kan gedetailleerde beschrijvingen geven van je favoriete seizoenen en hoe je vrije tijd doorbrengt. Je kan een korte presentatie houden over hoe je plezier beleeft aan activiteiten in verschillende seizoenen.

Slide 4 - Tekstslide

Startopdracht in duo's 
Wat doe jij het liefst in je vrije tijd in de zomer of winter?
zomer
winter
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Type hier een titel
Woorden vrije tijd les 1
  • Schrijf het woordweb in je schrift!
Elke week organiseren we een activiteit op school, zodat we iets leuks samen kunnen doen. In het zomerseizoen kozen we voor surfen, omdat het water dan warm genoeg is. De docent gaf ons eerst een blokje tijd van dertig minuten om te oefenen met balans op het droge. Daarna gingen we naar het strand, waar we echte golven konden proberen te pakken.

Sommige leerlingen kwamen uit buitenlandse steden en hadden nog nooit gesurft, maar iedereen voelde al snel het plezier van het samen in het water liggen en steeds iets beter worden.
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Type hier een titel
de activiteit 
iets waar je mee bezig bent


Schaken is een rustige activiteit, terwijl voetballen een fysieke bezigheid is.


Slide 7 - Tekstslide

Type hier een titel
het blokje
een klein voorwerp met een vierkante vorm


Mijn zusje bouwt een toren met verschillende blokjes.
Kubus
het blokje
bouwen
hulpmiddel

Slide 8 - Tekstslide

Type hier een titel
buitenlands
iets wat buitenlands is, gaat niet over Nederland of komt niet uit Nederland

Op vakantie probeerde ik een buitenlands gerecht, en ik vond de nieuwe smaken heerlijk.



buitenlands
uit een ander land
≠ Nederlands
uit een andere cultuur

Slide 9 - Tekstslide

Type hier een titel
 organiseren
organiseren
regelen
plannen
voorbereiden
voorbereiden om iets te regelen

Samen organiseren we een sportmiddag, zodat iedereen plezier heeft en precies weet wat hij moet doen

Slide 10 - Tekstslide

Type hier een titel
het plezier
het prettige gevoel dat je hebt als je blij bent of als je iets leuk vindt

Ik heb veel plezier gehad tijdens het spelen in het park.



het plezier
geluk
blijdschap
'fun'
leuk

Slide 11 - Tekstslide

Type hier een titel
surfen
een watersport
'
Ik wil leren surfen op de hoge golven aan het strand.
 
informatie zoeken op internet; van de ene website naar de andere gaan

Na school zat ik uren te surfen op het internet voor leuke video's.

surfen
de golven
de plank
de zee

Slide 12 - Tekstslide

Type hier een titel
het seizoen
elk van de vier delen van het jaar: lente, zomer, herfst en winter

De lente is mijn favoriete seizoen omdat alles in bloei staat.
de zomer
de herfst
de winter
de lente

Slide 13 - Tekstslide

timer
0:30
Welke woorden horen bij het plezier?

Slide 14 - Woordweb

timer
1:00
timer
0:30
Welke woorden horen bij organiseren?

Slide 15 - Woordweb

timer
0:30
Welke woorden horen bij surfen?

Slide 16 - Woordweb

timer
0:30
Welke woorden horen bij buitenlands?

Slide 17 - Woordweb

timer
0:30
Welke woorden horen bij de activiteit?

Slide 18 - Woordweb

timer
0:30
Welke woorden horen bij het blokje?

Slide 19 - Woordweb

timer
0:30
Welke woorden horen bij het seizoen?

Slide 20 - Woordweb

Opdracht: groepjes van 3-4
Elk groepje krijgt een kaartje met woorden uit het verhaaltje.
Elk groepje bedenkt samen een zin met elk woord. 
Elk groepje schrijft de zinnen op een groot vel papier.

Presentatie in duo’s:
Elk groepje leest een zin voor en legt aan de klas uit wat het woord betekent.
De andere groepjes stellen korte vragen, zoals: “Vind jij surfen leuk?" 
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Activiteit: Vrijetijdsplan maken
Kies samen een activiteit in een seizoen. 
Elk plan moet:
Eén activiteit bevatten (bijvoorbeeld surfen).
Beschrijven welke spullen nodig zijn (bijvoorbeeld een surfplank en een zwembroek).
Beschrijven waarom het plezierig is. 

Praat samen over jullie plan. 
Eén leerling schrijft het plan op.  (Schrijver)
Eén leerling leest een voorbeeld-tekst over vrije tijd en deelt ideeën. (Lezer)
Maak samen een poster met jullie plan. Dit kan met woorden en eenvoudige tekeningen.



timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Elk groepje presenteert hun vrijetijdsplan.
Presentaties
De andere groepjes stellen een vraag over de presentatie zoals:
“Wanneer doe je deze activiteit?”
“Waarom vind je surfen leuk?”

timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Doelen behaald?
- Ken je de betekenis van de woorden: de activiteit, het blokje, buitenlands, organiseren, het plezier, surfen, het seizoen begrijpen uit het verhaal en kun je de woorden in een context gebruiken.

- Hoe ging het samenwerken?

-Kun je de woorden van les 1 vertalen en er een Nederlandse zin mee schrijven?

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf een zin op over jouw favoriete seizoen en activiteit, bijvoorbeeld: 
“Ik vind surfen in de zomer leuk.”

“Wat vond je het leukste aan deze les?” 

Evaluatie (5 minuten)

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Bouwstenen
  • Maak bouwstenen 1, 2 en 3  

Leer de woorden van vandaag

Roze/blauw/groen : woordenlijst: woorden vertalen in jouw taal

Slide 26 - Tekstslide