20190620 leesvaardigheid

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Toets leesvaardigheid
H1 t/m H5

Let op de lijst kennen/kunnen in de modulewijzer

Lees/leer de theorie
Oefen verder met de opdrachten
Programma

Oefenen met tekstverbanden
Oorzaak/gevolg
Kernzinnen
Wie is de Einstein?

Slide 2 - Tekstslide

tegenstelling
opsomming
oorzaak - gevolg
samenvatting
redengevend
hoewel
echter
maar
ook
bovendien
zowel ... als ...
hierdoor
daardoor
al met al
kortom
want
namelijk
omdat

Slide 3 - Sleepvraag

Kernzinnen
  • Een alinea is vaak te herkennen door bijvoorbeeld een witregel ervoor/erna;
  • Een alinea behandelt een deel van het onderwerp (= het deelonderwerp);
  • Een alinea heeft een opbouw: één kernzin en een uitleg of uitwerking van de kernzin;
  • Elke alinea heeft een kernzin;
  • De kernzin vat de alinea samen.

Slide 4 - Tekstslide

(1) Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftreksel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook geen pretje.
(2) Waar halen we het recht vandaan om het leven van een dier van geboorte tot dood te bepalen, zoals in een dierentuin gebeurt? Bovendien is het tegenwoordig ook mogelijk exotische dieren online of op televisie te zien. Zelf een verre reis maken behoort tegenwoordig voor de meeste mensen ook tot de mogelijkheden. Wij hebben de keuze, dieren helaas niet.
Wat zijn de kernzinnen in (1) en (2)?
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
Oorzaak       reden waarom/waardoor iets is gebeurd
Gevolg          wat er daarna is gebeurd
Zonder oorzaak is er geen gevolg

Signaalwoorden: daardoor, waardoor, hierdoor, vanwege, doordat, zodat

Slide 6 - Tekstslide

oorzaak
gevolg
Ricardo had een voetbalwedstrijd
Hij is met zijn voet in een kuiltje terecht gekomen.
Hij is naar het ziekenhuis gebracht en er is een röntgenfoto gemaakt.
Ze konden daarop zien dat hij zijn enkel had gebroken.

Slide 7 - Sleepvraag

Voorbeeld 1
De vele auto's op de snelweg verzoorzaken een hoop luchtverontreiniging. Hierdoor gaan circa 4500 mensen eerder dood. Je kunt beter niet langs een snelweg gaan wonen.
Voorbeeld 2
Johan (10 jaar en autistisch) heeft in Curaçao therapie met dolfijnen gehad. Als gevolg daarvan is hij veel beter aanspreekbaar geworden. Hij is nu zelfs in staat, om eenvoudige vragen te beantwoorden.
Noteer oorzaak (of oorzaken), gevolg(en) en signaalwoorden.
timer
4:00

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 1
De vele auto's op de snelweg veroorzaken een hoop luchtverontreiniging. Hierdoor gaan circa 4500 mensen eerder dood. Je kunt beter niet langs een snelweg gaan wonen.


De vele auto's op de snelweg (oorzaak)
veroorzaken (signaalwoord)
een hoop luchtverontreiniging (gevolg)
hierdoor (signaalwoord)
gaan jaarlijks circa 4500 mensen eerder dood (gevolg)
Voorbeeld 2
Johan (10 jaar en autistisch) heeft in Curaçao therapie met dolfijnen gehad. Als gevolg daarvan is hij veel beter aanspreekbaar geworden. Hij is nu zelfs in staat om eenvoudige vragen te beantwoorden.

therapie met dolfijnen (oorzaak)
als gevolg hiervan (signaalwoord)
beter aanspreekbaar (gevolg)
in staat om eenvoudige vragen te beantwoorden (gevolg)

Slide 9 - Tekstslide

Er zijn vijf huizen in vijf verschillende kleuren. In ieder huis woont iemand met een verschillende nationaliteit. De vijf personen drinken ieder iets verschillend, roken allemaal een ander type sigaar en hebben ieder een verschillend huisdier.   
Een iemand heeft een vis. De vraag is: wie?   
  
Aanwijzingen:  
De Brit woont in het rode huis.   
De Zweed heeft honden als huisdier.   
De Deen drinkt thee.   
Het groene huis staat naast en links van het witte huis.   
De eigenaar van het groene huis drinkt koffie.   
De man die Pall Mall rookt houdt vogels.   
De eigenaar van het gele huis rookt Dunhill
(vervolg)  
De man die in het middelste huis woont drinkt melk.  
De Noor woont in het eerste huis.  
De man die Blends rookt woont naast degene die katten heeft.  
De man die een paard heeft woont naast degene die Dunhill rookt.  
De persoon die Blue Master rookt, drinkt bier.  
De Duitser rookt Prince.  
De Noor woont naast het blauwe huis.  
De man die Blends rookt heeft een buurman die water drinkt. 
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide