Herhalen h2
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoeveel isotopen heeft het element Koper?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de relatieve atoommassa van koper?
Slide 3 - Open vraag
Hoe ziet het Bohrmodel van een Ca2+-ion eruit met massagetal 26?
12 p
14 n
2 e
8 e
0 e
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is de naam van het element Br?
A
Boor
B
Beryllium
C
Broom
D
Neon
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de naam van het element Cr?
A
Chroom
B
Koolstof
C
Chloor
D
Calcium?
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de naam van het element Fe?
A
IJzer
B
Magnesium
C
Nikkel
D
Fosfor
Slide 7 - Quizvraag
Een moleculaire stof kan stroom geleiden
A
in de vloeibare fase
B
in de vaste fase
C
in vloeibare en vaste fase
D
een moleculaire stof geleidt geen stroom
Slide 8 - Quizvraag
Welke van deze stoffen geleidt stroom?
A
Fe(l)
B
NaNO3(s)
C
NaCl(l)
D
CO2(g)
Slide 9 - Quizvraag
Deel de stoffen in bij de juiste groep. Namen en formules van stoffen kun je vinden in hoofdstuk 3 en het Periodiek Systeem.
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
wolfraam
calcium
broom
glucose
CuCl2
methaan
lithium
ammoniak
natriumchloride
Slide 10 - Sleepvraag
Wat is de systematische naam van:
PCl5
Slide 11 - Open vraag
Wat is de systematische naam van
NF3
Slide 12 - Open vraag
Bereken de molecuulmassa van MgCl2
(Mg=24,31 u Cl= 35,45 u)
(Mg=24,31 u Cl= 35,45 u)
A
95,213 u
B
59,763 u
C
131,232 u
D
102,241 u
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het massapercentage van koolstof in glucose?
A
7%
B
40%
C
45%
D
20%
