gedrag 3: Hoe ontstaat gedrag

nakijken 1 t/m 6
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

nakijken 1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Pak je telefoon of haal een laptop en ga naar lessonup.

Boekje en schrift met huiswerk op tafel



Wat gaan we doen?

Nakijken 1 t/m 6
korte herhaling vorige lessen
3. Hoe ontstaat gedrag?

Uitwendige/inwendige prikkels
Sleutelprikkels
Supernormale prikkels

Maken opdrachten 7 t/m 14

Slide 2 - Tekstslide

De leerling krijgt een kleur als zij een fout antwoord geeft. Is dit wel of geen gedrag?
A
wel gedrag
B
geen gedrag

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noemen we een lijst van waarin het gedrag van een dier
wordt beschreven?
A
ethogram
B
protocol

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Een leerling doet ene gedragsonderzoek bij kippen. Hij maakt gedurende tien minuten een protocol van de handelingen van de vier hennen P, Q, R en S. Hij noteert de volgende resultaten.
P: loopt rond-pikt Q-drinkt-pikt R-pikt voedsel-wacht.
Q: loopt rond-wacht-pikt voedsel- wacht-drinkt-loopt rond
R: wacht-loopt rond-pikt Q-pikt voedsel- loopt rond
S: loopt rond-pikt voedsel-pikt P -wacht -pikt Q

Welke hen is het meest dominant? En welke hen is het minst dominant?

A
meest dominant: hen P minst dominant: hen Q
B
meest dominant: hen P minst dominant: hen R
C
meest dominant: hen S minst dominant: hen Q
D
meest dominant: hen S minst dominant: hen R

Slide 6 - Quizvraag

Een leerling doet ene gedragsonderzoek bij kippen. Hij maakt gedurende tien minuten een protocol van de handelingen van de vier hennen P, Q, R en S. Hij noteert de volgende resultaten.
P: loopt rond-pikt Q-drinkt-pikt R-pikt voedsel-wacht.
Q: loopt rond-wacht-pikt voedsel- wacht-drinkt-loopt rond
R: wacht-loopt rond-pikt Q-pikt voedsel- loopt rond
S: loopt rond-pikt voedsel-pikt P -wacht -pikt Q

Welke hen is het meest dominant? En welke hen is het minst dominant?

A
meest dominant: hen P minst dominant: hen Q
B
meest dominant: hen P minst dominant: hen R
C
meest dominant: hen S minst dominant: hen Q
D
meest dominant: hen S minst dominant: hen R

Slide 7 - Quizvraag

Gedrag
- Alles wat een mens of dier doet óf niet doet


Doel is?  Overleven!

Hoe ontstaat het? 
Reactie op inwendige (bv. hormonen en honger) en uitwendige prikkels (bv. omgevingstemperatuur, geur bloem)


Voorbeelden inwendige prikkels: hormonen en honger

Slide 8 - Tekstslide

Sleutelprikkel en supernormale prikkel
Prikkel dat leidt tot hetzelfde gedrag --> sleutelprikkel
Sleutelprikkel dat overdreven gedrag oproept --> supranormale prikkel


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Motivatie
Let op:
- Niet elke prikkel is sleutelprikkel
- Niet elke prikkel leidt tot een reactie 

Soms meerdere prikkels nodig voordat een dier/mens erop reageert --> moet gemotiveerd raken anders gezegd: moet drempelwaarde bereiken!

B.v. vogeltrek: motivatie op naar warm land te vliegen pas als...
1.  voldoende vetslag (o.i.v. hormonen)  2. daglengte korter 3. temperatuur

Slide 11 - Tekstslide

In een dierentuin beginnen wolven vaak te janken als zij het geluid van een sirene horen. De oppassers zijn aan dit jankgedrag van de wolven gewend. Argeloze bezoekers schrikken er soms van.

Wordt in de tekst een prikkel voor de wolven genoemd?
A
ja, de sirene
B
ja, het janken
C
nee

Slide 12 - Quizvraag

In een dierentuin beginnen wolven vaak te janken als zij het geluid van een sirene horen. De oppassers zijn aan dit jankgedrag van de wolven gewend. Argeloze bezoekers schrikken er soms van.

Wordt in de tekst een respons van de wolven genoemd?
A
ja, de sirene
B
ja, het janken
C
nee

Slide 13 - Quizvraag

Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.

Is de rimpeling in het water een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons

Slide 14 - Quizvraag

Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.

Is het met zijn kop naar de rimpeling in het water flitsen en de kikker ophappen een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons

Slide 15 - Quizvraag

Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit.
Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 16 - Quizvraag

Een luipaard besluipt een gazelle die aan het drinken is bij een kleine waterplas. Wanneer de luipaard ongeveer tien meter van de gazelle af is, neemt hij ene aanloop op de gazelle te bespringen. De gazelle ziet de luipaard op het allerlaatste moment en sprint weg.

Wat is de inwendige prikkel voor het sluipgedrag?
A
honger
B
het zien van de gazelle

Slide 17 - Quizvraag

Een luipaard besluipt een gazelle die aan het drinken is bij een kleine waterplas. Wanneer de luipaard ongeveer tien meter van de gazelle af is, neemt hij ene aanloop op de gazelle te bespringen. De gazelle ziet de luipaard op het allerlaatste moment en sprint weg.

Wat is de uitwendige prikkel voor de gazelle om weg te sprinten?
A
hormonen
B
het zien van de luipaard

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer men vlak naast het nest van een scholekster een veel groter ei van een andere vogelsoort legt, probeert de scholekster dit ei in het nest te rollen en te bebroeden. De scholekster blijft dit proberen, ook al gaat het slecht omdat het ei veel te groot is.
Van welk soort prikkel is dit ei een typisch voorbeeld?
A
sleutelprikkel
B
supranormale prikkel

Slide 19 - Quizvraag

Aan het werk met:
Opdracht 7 t/m 14

Slide 20 - Tekstslide