6.2 - Nederland na 1945

H6 - Paragraaf 2
Nederland na 1945

Vandaag behandelen we kopje A op pagina 90!
Pak je schrift erbij!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

H6 - Paragraaf 2
Nederland na 1945

Vandaag behandelen we kopje A op pagina 90!
Pak je schrift erbij!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

  • Uitleggen hoe het komt dat het met Nederland snel beter ging na de Tweede Wereldoorlog.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Verwoesting van Nederland in 1945:
  • Geen handel en industrie
  •  Tekort aan voedsel en kleding

Slide 4 - Tekstslide

Wederopbouw
En dus moet het land opnieuw opgebouwd worden..

De periode waarin Nederland de oorlogsschade herstelde, noemen we de wederopbouw.

Slide 5 - Tekstslide

De Nederlandse economie herstelt snel omdat:
1. Nederlanders willen hard werken voor een laag loon. Prijzen blijven daarom ook laag.


Slide 6 - Tekstslide

De Nederlandse economie herstelt snel omdat:
2. Nederland ontvangt van Amerika Marshallhulp: Vier jaar lang ontvangt men geld, machines, grondstoffen en levensmiddelen.

Slide 7 - Tekstslide

Gevolgen van de wederopbouw:
1. Welvaart stijgt vanaf de jaren 50'.

2. De lonen stijgen in de jaren 60'.

3. Men koopt steeds meer luxe-apparaten (wasmachine, stofzuiger)

4. Steeds meer vrije tijd (zaterdag).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Aan de slag:
1 t/m 6 op pagina 90 en 91!

Slide 10 - Tekstslide

H6 - Paragraaf 2
Nederland na 1945

Vandaag behandelen we kopje B op pagina 92!

Slide 11 - Tekstslide

Welvaart:
Mensen verdienen voldoende geld om uit te geven aan luxe spullen en leuke dingen, zoals een wasmachine of een vakantie.

Slide 12 - Tekstslide

Door de gestegen welvaart:
Kon de overheid een verzorgingsstaat opbouwen. Verzorgingsstaat: een samenleving waarin alle burgers die dat nodig hebben, van de regering een inkomen en gezondheidszorg krijgen.



Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden van een verzorgingsstaat:
1. uitkering bij ziekte of werkeloosheid.
2. mensen die niet kunnen werken worden geholpen.
3. goede gezondheidszorg voor iedereen.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe komt het dat de verzorgingsstaat steeds meer kon helpen?
1. Meer belastinggeld kwam binnen door hogere lonen.
2. Alle werkende betalen verplicht mee aan uitkeringen en gezondheidszorg.

Slide 15 - Tekstslide



blz 156 t/m 159 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Gas in Noord-Nederland

1958 - Groningen
Haven Rotterdam

Goede economie
Grootste haven ter wereld

Slide 19 - Tekstslide

Gasbel en haven Rotterdam
Groningse gasbel:
- In 1959 werd een enorme gasbel gevonden
- Bijna ieder huishouden en bedrijf aangesloten.
- Werd aan andere landen verkocht voor miljarden.
Haven van Rotterdam:
- De haven van Rotterdam groeit 
- Door andere landen gebruikt voor handel
- Grootste haven van de wereld 
Gevolg:
Nederland werd door deze gebeurtenissen een welvarend land: we werden er rijk van en mensen hadden het goed.

Slide 20 - Tekstslide

H6 - Paragraaf 2
Nederland na 1945

Vandaag behandelen we kopje C op pagina 94!

Slide 21 - Tekstslide

Politieke stroming 1: Katholieken 
  • Het geloof en de Kerk staat centraal in het leven.
  •  Volgers van de Paus in Rome
  • Burgers moesten voornamelijk elkaar helpen --> meer naastenliefde (= meer voor elkaar zorgen).

Slide 22 - Tekstslide

Politieke stroming 2: Protestanten
  • Antirevolutionair: dus tegen alle nieuwe veranderingen.
  • God stond centraal.
  • Een Koning moest samen regeren met rijke burgers.

Slide 23 - Tekstslide

Politieke stroming 3: Socialisten
  • Kwamen op voor arbeiders en armen
  • SDAP: Troelstra - Parlementaire verandering (via verkiezingen)
  • SDB: Nieuwenhuis - Revolutionaire verandering (geweld)
  • Voorstanders algemeen kiesrecht: iedereen mag stemmen.
  • Betere huizen, scholen, hogere lonen voor arbeiders.

Slide 24 - Tekstslide

Verzuiling:
  • De verdeling van de maatschappij op basis van geloof of hoeveel geld je had.
  • Alle groepen waren van elkaar gescheiden in de maatschappij: andere scholen, sportclubs, verenigingen, kranten, radio-omroepen voor elke zuil. 
  • Deze zuilen kwamen niet of amper met elkaar in contact in de samenleving. 
  • Je moest leven volgens de regels van de zuil.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video