klas 1 par. 6.1

Paragraaf 6.1
woonplaats en werkplaats




Kennen en Kunnen:
• Welke oorzaken er zijn voor de toenemende landbouwopbrengsten in Europa; 
• Wat een landbouwstedelijke samenleving was en waardoor die kon ontstaan in de late middeleeuwen; 
• Wat de gevolgen waren van de verstedelijking (m.n. op economisch gebied); 
• Wat gilden waren en hoe ze werkten; 
• Welke oorzaken en uitvindingen er zijn aan te wijzen voor de bloei van de handel na 1200. 

1000-1200: Hoge Middeleeuwen 
1200-1500: Late Middeleeuwen
Tijdvak 4: Steden en Staten 1000-1500
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 6.1
woonplaats en werkplaats




Kennen en Kunnen:
• Welke oorzaken er zijn voor de toenemende landbouwopbrengsten in Europa; 
• Wat een landbouwstedelijke samenleving was en waardoor die kon ontstaan in de late middeleeuwen; 
• Wat de gevolgen waren van de verstedelijking (m.n. op economisch gebied); 
• Wat gilden waren en hoe ze werkten; 
• Welke oorzaken en uitvindingen er zijn aan te wijzen voor de bloei van de handel na 1200. 

1000-1200: Hoge Middeleeuwen 
1200-1500: Late Middeleeuwen
Tijdvak 4: Steden en Staten 1000-1500

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Paragraaf 6.1
  • Lees de kopjes "Nieuwe landbouwgrond", "landbouwtechnieken" en "verstedelijking" op blz.  148-149
  • Maak dan de opgaven op de volgende slides. Je kunt direct je antwoord controleren. 

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg: Hieronder zie je vijf feiten over bepaalde ontwikkelingen in de periode na het jaar 1000. Sleep ze naar de goede stap in het pijlenschema. Sommige feiten gebeuren tegelijkertijd, en horen dus bij dezelfde stap. 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Boeren konden meer voedsel verkopen
De bevolking groeide
Landbouwtechnieken werden beter
Meer landbouwgrond werd gebruikt
De landbouw bracht meer op

Slide 4 - Sleepvraag

Na 1000 ontstond in Europa een landbouwstedelijke samenleving. Beschrijf wat toen veranderde en wat gelijk bleef.

Slide 5 - Open vraag

UITLEG: Continuïteit is wat hetzelfde bleef, discontinuïteit (of verandering) is wat er veranderde in de samenleving. Hieronder staan een aantal feiten over de tijd NA het  jaar 1000. Geef aan wat er veranderd was en wat er hetzelfde bleef vergeleken met de tijd vóór het jaar 1000 door de feiten naar "continuïteit" discontinuïteit" te slepen.
Continuïteit
Discontinuïteit
De meeste mensen woonden op het platteland
Er ontstonden veel nieuwe steden.
Er was een groeiende handel
Er waren leenmannen en leenheren
Er was een geldeconomie
Veel boeren moesten herendiensten leveren

Slide 6 - Sleepvraag

Paragraaf 6.1
  • Lees het kopje "Vraag en aanbod" en "Ambachtsgilden" op blz.  149-150
  • Maak dan de opgaven op de volgende slides. Je kunt direct je antwoord controleren. 

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit hoe een boerin met eieren zorgde voor zowel vraag als aanbod op de markt.

Slide 8 - Open vraag

Uitleg bij de volgende vraag
Het maatschappelijk leven in de Middeleeuwse steden draaide om de handels- en ambachtsgilden. De gilden hadden een economische, sociale en politiek-militaire functie. 

Op de volgende slide zie je een aantal bepalingen uit het gilde van schoenmakers van Nijmegen. Vraag je bij elke bepaling af of het een voorbeeld is van een politiek-militaire, een economische of een sociale functie. Sleep ze vervolgens naar het juist vak (sociaal, economisch of politiek/militair). Soms zijn er meerdere mogelijk, dan mag je kiezen. 

Slide 9 - Tekstslide

Sociaal
Economisch
Politiek/
militair
Men is verplicht harnas en wapens te bezitten
De ambachtsbroeders zijn verplicht de begrafenis van een broeder bij te wonen met de kovel (=gildemuts) op het hoofd.
De gildebroeders moeten het feest van St. Crispijn (= de beschermheilige van de schoenmakers) bijwonen.
Het is verboden een knecht in te huren die bij een andere meester zijn contract niet is nagekomen.
Elk jaar moeten twee keurmeesters gekozen worden om het leer te keuren.
De werktijd loopt van ’s morgens vijf uur tot ’s avonds acht uur. Langer werken is verboden.
De leerjongens hebben een leertijd van twee jaar. Pas daarna kunnen zij gaan verdienen.
Weduwen van schoenmakers blijven lid van het gilde.

Slide 10 - Sleepvraag

Waarom waren bankiers vaak joods?

Slide 11 - Open vraag

Paragraaf 6.1
  • Lees het kopje "Handel met noord en zuid" op blz.  151
  • Maak dan de opgaven op de volgende slides. Je kunt direct je antwoord controleren. 

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit waarom handelaren tegen tollen waren.

Slide 13 - Open vraag

In de tijd van steden en staten steeg de vraag naar luxegoederen. Leg uit waardoor dat kwam.

Slide 14 - Open vraag

Brugge (in Vlaanderen) werd het middelpunt van de handel tussen Noord- en Zuid Europa. Leg dat uit.

Slide 15 - Open vraag

Op de volgende slides volgen nog enkele bronnenvragen. 

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg: lees bron 1. Onder de bron staan een aantal beweringen over bron 2. Sleep ze naar "juist" of "onjuist."
juist
Onjuist
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 geen handel was in luxegoederen.
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 Franse handelaren kwamen.
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 Syrische handelaren kwamen.
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 handel was in goud en zilver.

Slide 17 - Sleepvraag

VRAAG: Gebruik bron 2. Welke verklaring geeft de bron voor de levendige handel in bont?

Slide 18 - Open vraag

VRAAG: Gebruik bron 3. Uit deze bron blijkt dat de Hanze soms harde maatregelen nam om zijn zin te krijgen. Geef aan:
- Welke harde maatregel de Hanze nam en
- Wat de Hanze zo probeerde te bereiken.

Slide 19 - Open vraag