lezen H2 klas 1TL/HAVO

leerdoelen
wat feiten en meningen zijn;
feiten en meningen herkennen;
de Moeilijkewoordenwijzer toepassen;
het opsommend tekstverband herkennen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

leerdoelen
wat feiten en meningen zijn;
feiten en meningen herkennen;
de Moeilijkewoordenwijzer toepassen;
het opsommend tekstverband herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

FEIT
Een feit is iets wat werkelijk zo is of wat echt is gebeurd.
Het is een feit dat de Maastoren het hoogste Nederlandse gebouw is, want dit is werkelijk zo. Het is ook een feit dat het gebouw op 28 mei 2010 officieel is geopend, want dit is echt gebeurd. Beide feiten kun je controleren.

Slide 2 - Tekstslide

mening
Een mening is wat een persoon van iets vindt.
Meningen verschillen vaak. De een vindt hoge flatgebouwen prachtig. Een ander is juist van mening dat grote steden verpest worden door al die hoogbouw.
Andere woorden voor mening zijn: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverband
Een verband tussen de woorden, zinnen en alinea’s van een tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoord
Woorden die tekstverbanden aangeven

Slide 5 - Tekstslide

Welke strategie kan je toepassen als je de betekenis van een woord wil weten?

Slide 6 - Open vraag

feit of mening
' Ik ben in 1979 geboren'
A
feit
B
mening
C
kan allebei

Slide 7 - Quizvraag

feit of mening
' Minister Rutte is al veel te lang minister van Nederland'
A
feit
B
mening
C
kan allebei

Slide 8 - Quizvraag

feit of mening
' Ik vind jouw trui ouderwets'
A
mening
B
feit
C
kan allebei

Slide 9 - Quizvraag

Subjectieve informatie gaat over het geven van je mening
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Objectieve informatie is gebaseerd of feiten
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

signaalwoorden
Willem heeft veel hobby’s. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto’s van het koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer de signaalwoorden

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video