les 25 Slot Poëzie

Poëzie 
5h, welkom bij Nederlands! 

Oefeningen nakijken
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in (telefoon)tas!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzie 
5h, welkom bij Nederlands! 

Oefeningen nakijken
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in (telefoon)tas!

Slide 1 - Tekstslide

Poëzie 
5h, welkom bij Nederlands! 

Terugblik met quizvragen in lessonUp
Nakijken opdrachten van gisteren
Nieuwsquiz

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding
D
alleen maar een object

Slide 5 - Quizvraag

Beeldspraak - vergelijking

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Zo sterk als een beer.



Slide 6 - Tekstslide

Vergelijking

In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken , het object (o)  en het beeld (b). Object ( ook wel de werkelijkheid) en beeld zijn met elkaar verbonden door verbindingswoorden: als een..., lijkt wel een..., zo...als (een)..., een... van (een) .....


De inbreker(o) ging er als een haas (b) vandoor.

Chantal woont in een kast (b) van een huis (o).

Die kamer van jou (o) is net een zwijnenstal (b).



Slide 7 - Tekstslide

Je kamer ziet eruit ALS
een zwijnenstal.

Slide 8 - Tekstslide

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Spreekwoorden zijn vaak metaforen..

Ze werpen drempels op tegen de georganiseerde misdaad.
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Dat zet zoden aan de dijk.

Slide 9 - Tekstslide

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 10 - Quizvraag

Ruim die
zwijnenstal eens op!

Slide 11 - Tekstslide

Beeldspraak
Metonymia/metoniem
Alleen het beeld wordt genoemd. Beeld en verbeelde lijken niet op elkaar. 
Relatie is gebaseerd op:
1. Maker van het product: De nieuwste Kluun lezen
2. Materiaal voor product: Hij heeft zilver gewonnen
3. Verpakking voor inhoud: Geef me nog maar een glas 
4. Deel voor geheel: Even de koppen tellen 
5. Geheel voor deel: De rechtbank beslist



Slide 12 - Tekstslide

Van haar verjaardagsgeld wil ze graag een Michael Kors kopen
A
Metafoor
B
Metonymia, deel in plaats van geheel
C
Metonymia maker i.p.v. product
D
Metonymia, materiaal voor product

Slide 13 - Quizvraag

Het vriest al drie nachten tijd om de ijzers onder te binden.
A
Metafoor
B
Metonymia, deel in plaats van geheel
C
Metonymia maker i.p.v. product
D
Metonymia, materiaal voor product

Slide 14 - Quizvraag


A
Metafoor
B
Metonymia, deel in plaats van geheel
C
Metonymia maker i.p.v. product
D
Metonymia, materiaal voor product

Slide 15 - Quizvraag

Beeldspraak
 Personificatie
Levenloze dingen worden voorgesteld als iets levends, als een persoon.


De wind huilt
Straten gaan hun eigen weg


Slide 16 - Tekstslide

Stijlfiguren
Hyperbool: Er wordt zeer overdreven om het punt over te brengen.  
Bijvoorbeeld: ik erger me dood aan die docent geschiedenis.

Eufemisme: 
Iets juist verzachtend uitdrukken, omdat je niet iemand wilt kwetsen.  
Bijvoorbeeld: wij hebben gisteren onze hond moeten laten inslapen.





Slide 17 - Tekstslide

Stijlfiguren
Antithese: een tegenstelling: In voor- en tegenspoed.

Paradox
Een schijnbare tegenstelling. Er zit een tegenstelling in, die geen echte tegenstelling blijkt te zijn.  
Bijvoorbeeld:
- De eersten zullen de laatsten zijn.
- Succes wordt het liefst geteld door degenen die niet slagen.
- Hier leeft het sterven voort.







Slide 18 - Tekstslide

Hij zweeg als het graf.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Vergelijking met als
D
Iets anders..

Slide 19 - Quizvraag

Mijn opa heeft een echte Van Gogh!
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Vergelijking met als
D
Iets anders..

Slide 20 - Quizvraag

Zij wacht al jaren op haar prins op het witte paard.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Vergelijking met als
D
Iets anders..

Slide 21 - Quizvraag

Ik draag alleen maar Gucci en Prada.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Vergelijking met als
D
Iets anders..

Slide 22 - Quizvraag

Sinterklaas zat te denken
Wat hij die allerliefste leerlingen van 4 havo zou schenken.
Hij zocht in alle gaten en hoeken,
Hij keek overal, zelfs in heel obscure boeken.
A
Gekruist rijm
B
Vrij rijm
C
Gepaard rijm
D
Gebroken rijm

Slide 23 - Quizvraag


A
Gekruist rijm
B
Vrij rijm
C
Gepaard rijm
D
Gebroken rijm

Slide 24 - Quizvraag


A
paradox
B
antithese
C
understatement
D
hyperbool

Slide 25 - Quizvraag


A
paradox
B
eufemisme
C
understatement
D
woordspeling

Slide 26 - Quizvraag


A
paradox
B
antithese
C
understatement
D
woordspeling

Slide 27 - Quizvraag

Ik zit op dit moment even tussen twee banen in.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
D
woordspeling

Slide 28 - Quizvraag

'Wat zegt gij er toe, Brune here?'
'Ik ligge in den rijzeren
Liever dan hier in de ijzeren.
Laat ons tot den koning gaan
ende zijnen pais daar ontvaan.'
Met Firapeel dat zij gingen (van den vos Reinaerde)
A
Haiku
B
Limerick
C
Sonnet
D
Acrostichon

Slide 29 - Quizvraag


A
Haiku
B
Limerick
C
Sonnet
D
Acrostichon

Slide 30 - Quizvraag


A
Haiku
B
Limerick
C
Sonnet
D
Pastiche

Slide 31 - Quizvraag

Opdracht van gisteren nakijken
Haal een antwoordblad
Kijk je antwoorden kritisch na en tel je punten

Slide 32 - Tekstslide