Week 41 Ne 3B/K H6 Woordenschat: begrijpen wat er staat

H6 Begrijpen wat er staat
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Begrijpen wat er staat

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan begrijpen wat er in een tekst staat.


Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat
Begrijpen wat er staat. 

Voorkennis:
Synomiem, omschrijving, tegenstelling of voorbeelden in een tekst?
Samengestelde woorden, voor- of achtervoegsels?
Overdrijving, understatement, figuurlijk of letterlijk?
Woordenboek; zoeken op trefwoord?

Slide 3 - Tekstslide

Moeilijke woorden in een tekst
  1. Betekenis uit de tekst afleiden
  2. Betekenis uit het woord afleiden
  3. Taaltrucje
  4. Woordenboek

Slide 4 - Tekstslide

Betekenis uit tekst afleiden
  • Synoniem
  • Omschrijving
  • Voorbeeld
  • Tegenstelling

Slide 5 - Tekstslide

Synoniem

Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.


Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Slide 6 - Tekstslide

Synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • exact - precies

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 7 - Tekstslide

Synoniem


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 8 - Tekstslide

Omschrijving
De schrijver geeft al een omschrijving van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie: gevoelens van woede en walging op bij het horen van bepaalde, meestal door mensen geproduceerde, geluiden.

Slide 9 - Tekstslide

Omschrijving


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 10 - Tekstslide

Een voorbeeld zoeken
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de zin begrijp je dat je bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de volgende zin staat een synoniem voor opticien: brillenwinkel

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstelling

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 13 - Tekstslide

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 14 - Quizvraag

Onbekend woord in de tekst
Je komt een onbekend woord tegen in de tekst.

Misschien ken je een deel van het woord al
woorden met een voorvoegsel

Slide 15 - Tekstslide

Bekend woorddeel

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 16 - Tekstslide

Bekend woorddeel


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 17 - Tekstslide

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 18 - Tekstslide

Voorvoegsel
Veel voorkomende voorvoegsels
ex- 
her- 
wan-
her-

Slide 19 - Tekstslide

Achtervoegsel
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.  

Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.

Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 20 - Tekstslide

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

Mijn ouders kunnen eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 21 - Tekstslide

Achtervoegsel

Er zijn woorden met een stukje erachter,
dat is een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: het stukje -loos betekent zonder.
Dus:
geluidloos betekent zonder geluid

Slide 22 - Tekstslide

Achtervoegsels

Veelvoorkomende achtervoegsels:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie.

Slide 23 - Tekstslide

Betekenis achtervoegsels
-lijks: wekelijks = elke week
-vol: smaakvol = met veel smaak
-vol: waardevol = met veel waarde
-loos: waardeloos = zonder waarde

Slide 24 - Tekstslide

Taaltrucje

Letterlijk of figuurlijk
Overdrijving
Understatement
Grapje

Slide 25 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk

Jacco gooit er met de pet naar.

Letterlijk = Jacco gooit met zijn pet naar iets.
Figuurlijk =  Jacco doet niet goed zijn best.


Slide 26 - Tekstslide

Overdrijving
Minke schreef met koeienletters.

Minke schreef heel groot.

Slide 27 - Tekstslide

Understatement

Je gebruikt mooie woorden om iets minder erg te maken. 

Je bent een paar pondjes aangekomen.

Slide 28 - Tekstslide

Understatement

Slide 29 - Tekstslide

Woordenboek

Slide 30 - Tekstslide

Bij opdracht 2:
Mijn tenen zijn gevoelloos geworden door het koude water.
A
ik zie ze niet meer
B
ze zijn rimpelig geworden
C
ze zijn eraf gevallen
D
ik voel ze niet meer

Slide 31 - Quizvraag

Die vrouw die mij heeft aangereden kan een schadeclaim verwachten.
A
ik ga schade eisen
B
ze krijgt een bos bloemen
C
ik wil cash geld van haar
D
ik schakel een advocaat in

Slide 32 - Quizvraag

Op steeds meer snelwegen komt een trajectcontrole.
A
controle op alle autobanen
B
flitspalen
C
controle op bepaalde delen van de weg
D
politieagenten langs de snelwegen

Slide 33 - Quizvraag

Die politicus gebruikte provocerende taal
A
iemand die in de politiek werkt, doet uitlokkende uitspraken
B
iemand die in de politiek werkt, bedreigt anderen
C
iemand die in de politiek werkt, durft niets te zeggen
D
iemand die in de politiek werkt, verschuilt zich achter de rug van een ander

Slide 34 - Quizvraag

In deze welvarende wijk wonen niet zoveel mensen.
A
wijk met achterstandswoningen
B
wijk waar veel verschillende culturen wonen
C
een wijk met allemaal dezelfde woningen
D
een wijk waar veel villa's staan

Slide 35 - Quizvraag


Bij welk woord (trefwoord) zoek je de figuurlijke betekenis:

'Niet in goede aarde vallen'
A
goede
B
aarde
C
vallen
D
niet

Slide 36 - Quizvraag

Wat betekent
'Niet in goede aarde vallen.'

Slide 37 - Open vraag

Wat betekenen de volgende woorden (opdr. 3 vraag 18):
1. behoort 2. een beetje 3. handeling waarmee je wat wilt bereiken 4. iets wat moet volgens de regels 5. matig, verminder

Slide 38 - Open vraag

Wat betekenen de volgende woorden (opdr. 3 vraag 18):
1. wordt geacht
2. tekenen (van vreugde)
3. formaliteit
4. enigszins

Slide 39 - Open vraag

Wat betekenen de volgende woorden (opdr. 3 vraag 18):
1. temper (je verwachtingen)
2. te veinzen (van vreugde)
3. overmand
4. te polsen (naar een bonnetje)

Slide 40 - Open vraag


De rechtszaak tegen de winkeldief is ..... wegens gebrek aan bewijs.
A
focussen
B
meerwaarde
C
agressie
D
geseponeerd

Slide 41 - Quizvraag


De .... bogen boven de ramen zie je vooral bij Romeinse gebouwen.
A
materiële
B
factoren
C
karakteristieke
D
incidenten

Slide 42 - Quizvraag

Woordenboek

Slide 43 - Tekstslide

Zijn er nog vragen???

Slide 44 - Tekstslide

Huiswerk
Bladzijde 175-

Slide 45 - Tekstslide