In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Past Simple vs Past Continuous vs Present Perfect
Slide 1 - Tekstslide
Past Simple
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over
feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat
die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.
stam +ed / onregelmatig werkwoord
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Signaalwoorden
Voor de past simple zijn het vaak tijdsbepalingen uit het verleden: yesterday, last week, last year, 1997, 2 days ago etc.
Slide 4 - Tekstslide
Past Continuous
De Past Continuous is de duurvorm in de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je wil zeggen dat
iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was
was/were & werkwoord +ing
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Signaalwoorden
Voor de past continuous:
when, while
Slide 7 - Tekstslide
Past continuous vs. past simple
Je gebruikt de past continuous i.c.m. de past simpleom aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie = past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie = past continuous).
I was reading a book when the phone rang.
I was washing my car when the accident happened.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Present Perfect
Je gebruikt de Present Perfect als je wil zeggen dat:
...iets in het vereleden begonnen is en nu nog bezig is
...Iets is het resultaat van iets in het verleden.
...Iets is zojuist (kort geleden) gebeurd en de nadruk ligt op het resultaat.
Has/have + ww +ed (of onregelmatig)
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Signaalwoorden
Voor de present perfect:
For, yet, never, ever, just, already, since
FYNE JAS
Slide 12 - Tekstslide
Zijn de regels duidelijk?
😒🙁😐🙂😃
Slide 13 - Poll
Practise
Versterk Jezelf Unit 5 (past simple vs past continuous vs present perfect)