4.2 Verlichting theorie en praktijk

De Verlichting
Leerdoel: Ik kan uitleggen welke kritiek de Verlichtingsfilosofen op de absolute heersers hadden en welke ideeën zij hadden over politiek en bestuur
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Verlichting
Leerdoel: Ik kan uitleggen welke kritiek de Verlichtingsfilosofen op de absolute heersers hadden en welke ideeën zij hadden over politiek en bestuur

Slide 1 - Tekstslide

De volgende denker past bij de Verlichting...
A
Karl Marx
B
Rousseau
C
Voltaire
D
Lodewijk XIV

Slide 2 - Quizvraag

Welke van de volgende Filosofen horen bij de verlichting?
A
Voltaire
B
Spinoza
C
Socrates
D
Plato

Slide 3 - Quizvraag

Wie hoort bij Trias politica
A
Robespierre
B
Voltaire
C
Montesquieu
D
Rousseau

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de filosofen hoor niet bij de Verlichting?
A
John Locke
B
Voltaire
C
Rousseau
D
Karl Marx

Slide 5 - Quizvraag

Hieronder staan enkele zinnen die bij absolute vorsten of bij verlichte denkers horen. Welke zinnen horen ALLEEN bij verlichte denkers?
1. Als bestuurders niet goed besturen, mag het volk ze door anderen vervangen;
2. De macht van de overheid moet verdeeld worden tussen de regering, het parlement en de rechters;
3. Een koning hoeft zijn besluiten aan niemand uit te leggen;
4. Elke staat moet een grondwet hebben, waarin staat hoe het land wordt geregeerd.
5. Vorsten hebben hun macht gekregen van God.
6. Koning en ministers hebben hun macht van het volk gekregen.
A
Zin 1, 2, 4 en 6
B
Zin 1, 3, 4 en 6
C
Zin 2, 3, 4 en 6
D
zin 1, 2, 3 en 5

Slide 6 - Quizvraag

Hoort deze afbeelding bij de verlichting?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

  • Allerlei uitvinders zoals Huygens en Newton zorgden voor het rationalisme=> je verstand is de bron van kennis. 
  • Nu gaan mensen ook nadenken over mogelijke verbeteringen in bestuur en maatschappij=> Verlichtings filosofen. 
  • De invloed van de kerk nam af. 
  • Discussies over hoe, wie er in het bestuur moesten en over de samenleving.
  • Periode de Verlichting

Slide 8 - Tekstslide

John Locke
  • Ieder mens is gelijk en heeft gelijke rechten
  • Tegen absolutisme.
  • De natuurwetten bepalen dat alle mensen recht hebben op ‘leven, vrijheid en bezit’. => vorsten moeten die rechten respecteren.
  • De vorst regeert namens het volk, het volk respecteert de wetten.  Een vorst die de rechten van het volk niet respecteerde mocht afgezet worden (volkssoevereiniteit).
  • Zag dat Lodewijk XIV zijn absolute macht steeds vergrootte.

Slide 9 - Tekstslide

Engeland, koning juist minder macht=> Glorious revolution= koning regeert alleen met instemming parlement.
  • Koning Karel I had burgeroorlog met parlement en werd onthoofd. Na nieuwe burgeroorlog toch weer een koning. 1685 katholieke Jacobus II koning. 
  • Parlement zette Jacobus af, omdat hij volgens hen meer macht wilde. De Nederlandse stadhouder Willem III verjaagde met leger de koning en werd koning van Engeland. 
  • Willem III regeerde met instemming parlement=> The Bill of Rights (afspraken)
Nederlandse stadhouder Willem III, en Mary Stuart dochter van koning Jacobus

Slide 10 - Tekstslide

Het idee van de volkssoevereiniteit past het best bij
A
Montesquieu
B
Locke
C
Rousseau
D
Voltaire

Slide 11 - Quizvraag

Descartes was een filosoof die bekend werd door de uitspraak: Ik denk, dus ik besta.

Waarom past deze uitspraak zo goed bij de Verlichting?


A
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes een groot vertrouwen had in de kracht van de natuur.
B
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes geloofde in de kracht van het verstand.
C
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes geloofde in de kracht van God de Schepper die alles maakt.
D
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes weinig vertrouwen had in het bestuderen van de Bijbelverhalen.

Slide 12 - Quizvraag

Welke uitspraak over John Locke is onjuist?
A
Locke vond dat alle mensen gelijk geboren werden
B
Locke was een Engelse verlichtingsfilosoof
C
Locke was een voorstander van absolutisme

Slide 13 - Quizvraag

1. Ik kan alle begrippen van de paragraaf uitleggen.
2. Ik kan uitleggen welke gevolgen het rationalisme had voor de samenlevingen in Europa.
3. Ik kan uitleggen welke ideeën John Locke had en waarom hij tegen het absolutisme was.
4. Ik kan uitleggen hoe John Locke dacht over de relatie tussen de vorsten en het volk.
5. Ik kan uitleggen hoe de relatie tussen het volk en de vorst in Engeland was dan in Frankrijk.
6. Ik kan uitleggen welke gevolgen die situatie in Engeland had voor de vorst en het bestuur in Engeland.
7. Ik kan uitleggen wat we bedoelen met de Trias Politica of de 3 machtenleer van Montesquieu en waarom hij deze bedacht.
8. Ik kan uitleggen waarom het in Frankrijk niet gemakkelijk was om kritiek te uiten en op welke manier die kritiek dan toch in Frankrijk werd verspreid.
9. Ik kan uitleggen waarom de Encyclopedie een goed voorbeeld van de Verlichting is.

Slide 14 - Tekstslide

Montesquieu
  • Had veel kritiek op de absolute macht van de koning.
  • De leer van de Trias Politica=scheiding der machten. 
  1. wetgevende macht=parlement
  2. uitvoerende macht=regering
  3. rechtsprekende macht=rechters
  • Macht bij 1 persoon zorgt voor machtsmisbruik. 
  • De drie machten moeten elkaar controleren. 

Slide 15 - Tekstslide

Encyclopédie=> alle kennis tot dan toe, kritiek op maatschappij, kerk en absolutisme.
  • Je kon in Frankrijk niet vrij praten en publiceren over kritiek op het bestuur en de samenleving. 
  • Veel verlichte denkers kwamen in de gevangenis terecht. Boeken werden vaak in de Republiek gedrukt. 
  • Kennis van de Verlichte filosofen werden verspreid via de bijeenkomsten in de salons van rijke dames. 
  • Encyclopédie verboden, maar als je je verstand gebruikt kun je veel bereiken. 

Slide 16 - Tekstslide

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 17 - Quizvraag

Hieronder staan vier personen en aantal uitspraken. Koppel de juiste uitspraak aan de juiste persoon.
Rousseau
Montesquieu
Locke
Lodewijk XIV
Als één persoon alle macht heeft dan is alles verloren.
De wet! Dat ben ik!
De koning moet rekening houden met de belangen van zijn onderdanen. Als hij dit niet doet dan heeft het volk het recht om in opstand te komen.
Iedereen wordt vrij geboren, iemand mag alleen beslissingen voor je nemen als je ermee instemt.

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Link

Leg het leerdoel uit:
Welke kritiek hadden de Verlichtingsfilosofen op de absolute vorsten en welke ideeën hadden zij over politiek en bestuur.

Slide 20 - Open vraag