6.2 Reflectie en verstrooiing

6.2 Reflectie en verstrooiing
Leerdoelen:
Je kunt uitleggen wat een evenwijdige, divergente en convergente lichtbundel is.
Je kunt uitleggen hoe je de grootte van een schaduwgebied bepaalt.
Je kunt bepalen in welk gebied zich de halfschaduw en de kernschaduw bevinden.
Je kunt het verschil tussen direct, indirect en diffuus licht uitleggen.
Je kunt uitleggen wat reflectie en verstrooiing zijn.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.2 Reflectie en verstrooiing
Leerdoelen:
Je kunt uitleggen wat een evenwijdige, divergente en convergente lichtbundel is.
Je kunt uitleggen hoe je de grootte van een schaduwgebied bepaalt.
Je kunt bepalen in welk gebied zich de halfschaduw en de kernschaduw bevinden.
Je kunt het verschil tussen direct, indirect en diffuus licht uitleggen.
Je kunt uitleggen wat reflectie en verstrooiing zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Licht en schaduw
Als je een lichtbron aanzet dan gaat het licht alle kante op.
Je kan licht afbeelden als rechte lijnen/pijlen, dit omdat licht in rechte lijnen beweegt. 
Een verzameling lichtstralen wordt een lichtbundel genoemd. 
Deze heb je in 3 versies: Evenwijdig, Convergent en Divergent. 

Slide 2 - Tekstslide

Licht en schaduw

Slide 3 - Tekstslide

Licht en schaduw
Als het licht van een lichtbron gedeeltelijk tegengehouden wordt, dan ontstaat er een schaduw. In dit gebied kan het licht niet direct komen. Hoe groot dit gebied is kan je eenvoudig bepalen omdat licht in rechte lijnen beweegt:
1: Teken 2 lijnen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden, de randstralen. 
2. Alles wat tussen de 2 lijnen licht is de schaduw. 

Slide 4 - Tekstslide

Licht en schaduw

Slide 5 - Tekstslide

Direct licht
Tijdens een operatie moet de chirurg heel goed kunnen zien wat ie doet. Het zou best onhandig zijn als er schaduwen zijn waardoor ie het niet goed ziet. 
Er is veel licht nodig uit een directe lichtbron, het licht schijnt direct op je werkblad. 
Je kan ook 2 lampen gebruiken, deze geven licht van verschillende punten zodat je meer licht hebt.  

Slide 6 - Tekstslide

Direct licht

Slide 7 - Tekstslide

Indirect licht. 
Als je geen schaduwen wilt kan je ook gebruik maken van een indirecte lichtbron. Je schijnt een lamp op een muur, deze lijkt dan licht te geven. Dit is een indirecte lichtbron.

Slide 8 - Tekstslide

Diffuus licht
Je kan licht ook op een andere manier "zachter" maken.
Als je een lamp omringt met doorschijnend materiaal wordt het licht in alle richtingen verstrooid. Dit is diffuus licht. 

Slide 9 - Tekstslide

Reflectie en verstrooiing
Als je licht op een oppervlakte schijnt wat niet glad is dan krijg je reflectie. En wel alle kanten op. Het licht wordt hier minder vel van maar het komt wel op meer plekken waar het anders niet zou kunnen komen. 
Als je diffuus licht maakt dan krijg je verstrooiing. Dit is hetzelfde als reflectie maar dan gaat het wel door het oppervlakte heen waar het op geschenen wordt. 

Slide 10 - Tekstslide

Reflectie en verstrooiing

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt uitleggen wat een evenwijdige, divergente en convergente lichtbundel is.
Je kunt uitleggen hoe je de grootte van een schaduwgebied bepaalt.
Je kunt bepalen in welk gebied zich de halfschaduw en de kernschaduw bevinden.
Je kunt het verschil tussen direct, indirect en diffuus licht uitleggen.
Je kunt uitleggen wat reflectie en verstrooiing zijn.

Slide 12 - Tekstslide