Biologie examen 2019 I, met hints (deel 1)

BiologieExamen VMBO-TL 2019
met Hints
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BiologieExamen VMBO-TL 2019
met Hints

Slide 1 - Tekstslide

Hoe werk je met deze LessonUp
Dit is het biologie examen van 2019 vmbo-TL eerste tijdvak.
Als je twijfelt over een vraag:      klik hint 1 aan

Weet je het dan nog niet zeker: klik hint 2 aan

Lukt het dan nog niet?                   klik hint 3 aan
1
2
3

Slide 2 - Tekstslide

Hoe werk je met deze lessonup
Als je een vraag hebt beantwoord, houd dan het volgende bij:
1  welke vraag is dit
2  hoeveel punten heb je gescoord
3  als je het fout hebt:  =>  welk hoofdstuk was het?
                                               =>  waarom heb je het fout?
                                               =>  wat kan je doen om dit voortaan te                                                               voorkomen?

Slide 3 - Tekstslide

Tips voor het biologie examen:
LEES ALTIJD EERST DE VRAAG!!!
Dus niet de tekst die ervoor staat... Misschien heb je die helemaal niet nodig en dan raak je in de war!!
Weet je het antwoord niet?
Kijk DAN naar de tekst die ervoor staat
(of naar een vraag die je eerder over dit onderwerp beantwoord hebt)

Slide 4 - Tekstslide

Zingende muizen
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 5 - Tekstslide

Muizenoren bestaan uit delen met dezelfde namen en taken
als mensenoren. De geluidsprikkels van de muizenzang worden
bij muizenwel omgezet in impulsen, maar bij mensen niet.
In welk deel van een muizenoor worden de geluidsprikkels
omgezet in impulsen?
Zingende muizen
Denk aan het mensenoor... Welk deel maakt van de geluidstrilling  een impuls
1
Weet je nog wat een impuls is?? Een elektrisch signaal dat door de zenuw naar de hersenen gaat.
Aan welk deel zit de oorzenuw vast? Daar wordt de impuls gemaakt!
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
in het trommelvlies
B
in de gehoorbeentjes
C
in het slakkenhuis
D
in de gehoorzenuw

Slide 6 - Quizvraag

2 In de informatie hierboven wordt een respons van mannetjesmuizen
genoemd.
Wat is de respons? En wat is de inwendige prikkel hiervoor?
Schrijf je antwoord zo op:
de respons: ......................................................
de inwendige prikkel: ........................................
Wat is ook alweer een respons?
En welke inwendige prikkels zijn er ook alweer, dat zijn er maar een paar... Welke zou hier de veroorzaker kunnen zijn?
Vergeet niet allebei de antwoorden op te schrijven!
1
Wat is ook alweer een respons?  => dat is een reactie op een prikkel. Welke reactie heeft de muis? Schrijf het precies op
Inwendige prikkels zijn Honger/dorst/vermoeidheid/warm/koud/hormonen. Welke zou hier de veroorzaker kunnen zijn?
Vergeet niet allebei de antwoorden op te schrijven!
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 7 - Open vraag

PAH
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 8 - Tekstslide





3 In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten.
Welke letter in de afbeelding geeft een longslagader aan?
PAH
Gaat de longslagader vanuit de linkerkant of vanuit de rechterkant van het hart naar de longen??

1
De aorta gaat vanuit de andere kant van het hart naar het lichaam
De aorta is heel opvallend: heeft een boog, met aan de bovenkant vertakkingen. Die is het dus niet!
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
letter P
B
letter Q
C
letter R
D
letter S

Slide 9 - Quizvraag

4 PAH kan als gevolg hebben dat er te veel vocht tussen de cellen van het
longweefsel komt. Ook tussen de longblaasjes en de omliggende
haarvaten zit er dan te veel weefselvocht. Daardoor verloopt de
gaswisseling slechter.
 De twee processen van de gaswisseling staan in een tabel op de
uitwerkbijlage. Vul de ontbrekende gegevens bij ‘afgifte’ in. Schrijf dit als volgt op: gas =... richting + ....
Wat wordt opgenomen en wat wordt afgestaan door de longen? In de opgave staat dat zuurstof wordt opgenomen, wat wordt dan afgestaan?
1
Kijk goed: in principe zie je dat het tegenovergestelde gebeurt bij het tweede proces...
Vergeet niet allebei de antwoorden op te schrijven!
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 10 - Open vraag

5 PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). In de afbeelding (achter oogje) zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt.
 Wat is het genotype van persoon P? En wat is het genotype van persoon Q?
Schrijf je antwoord zo op:
genotype persoon P: ........................................
genotype persoon Q: ........................................
De ziekte is dominant A
Dit betekent dat AA is ziek
                                 Aa is ziek
                                 aa is gezond
Een zwart vakje is ziek, een wit vakje is gezond.
Kijk goed naar de kleur. Bij een zieke: kijk naar de ouders om te bepalen of de zieke homozygoot (AA) of heterozygoot (Aa) is
1
P is ziek. Dit kan AA of Aa zijn...
Als 1 van de ouders gezond is (aa), wat is dan het genotype van P?
Q is gezond... hij heeft dus niet het dominante gen
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 11 - Open vraag

BLAUWALGEN
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 12 - Tekstslide

6 Heeft een blauwalg een celkern?
En heeft een blauwalg een celwand?

Bedenk goed: is dit een bacterie? een plant? een dier? een schimmel?
En hoe zit het ook alweer:
een plant heeft een celwand en een celkern.... en bij de rest?
1
Een bacterie heeft een celwand maar geen celkern
Een plant heeft een celwand en een celkern
Een dier heeft geen celwand en wel een celkern
een schimmel heeft een celwand en een celkern
Welke hoort hierbij?
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
geen van beide
B
alleen een celkern
C
alleen een celwand
D
een celkern en een celwand

Slide 13 - Quizvraag

7 Het schema hieronder stelt de fotosynthese voor.
...(1)… + water + lichtenergie  glucose + …(2)…
 Wat moet op plaats 1 en op plaats 2 ingevuld worden om het schema
compleet te maken?
Schrijf je antwoord zo op:
1: .....................................................................
2: .....................................................................
Je hebt de fotosynthese uit je hoofd moeten leren... Zeg het in je hoofd even op.... Dan moet het lukken
1
Sorry, dit is gewoon leren, dit is in de les geoefend..
Weet je het niet of heb je het fout: GA LEREN!!!
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 14 - Open vraag

8 Ayşe en Danny onderzoeken slootwater met daarin blauwalgen. Ze gebruiken hiervoor:
 vier bekerglazen
 vier waterbaden, elk ingesteld op een andere temperatuur: 15 °C, 25 °C, 35 °C en 45 °C.
Ze zetten in elk waterbad één bekerglas met 50 mL slootwater.
Na enkele dagen bepalen ze in elk bekerglas de hoeveelheid blauwalgen
per milliliter.
 Noteer de onderzoeksvraag die bij dit onderzoek past.
Wat is er anders aan de verschillende baden???
1
Je ziet dat er een bad is van 15 °C, 25 °C, 35 °C en 45 °C.  
Dus ze meten de temperatuur.
Na een paar dagen kijken ze naar de hoeveelheid blauwalg
Dus ze meten de hoeveelheid blauwalg
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 15 - Open vraag

Axolotl
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 16 - Tekstslide

9 De informatie hierboven gaat over enkele levenskenmerken
van de axolotl. Twee levenskenmerken zijn ademhalen en
reageren op prikkels.
Gaat de informatie over deze levenskenmerken?
Bedenk goed: is dit een bacterie? een plant? een dier? een schimmel?
En hoe zit het ook alweer:
een plant heeft een celwand en een celkern.... en bij de rest?
1
Een bacterie heeft een celwand maar geen celkern
Een plant heeft een celwand en een celkern
Een dier heeft geen celwand en wel een celkern
een schimmel heeft een celwand en een celkern
Welke hoort hierbij?
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
over geen van beide levenskenmerken
B
alleen over ademhalen
C
alleen over reageren op prikkels
D
over ademhalen en over reageren op prikkels

Slide 17 - Quizvraag

10 De organismen in de informatie maken deel uit van een voedselketen. Om
deze voedselketen compleet te maken is meer informatie nodig.
 Welke informatie ontbreekt om de voedselketen compleet te kunnen
maken?
Bedenk even voor jezelf: wat is ook alweer een voedselketen? 
Welke onderdelen zitten er in een voedselketen?
Kijk nu naar de informatie: zitten al die onderdelen erin?
1
Iedere voedselketen begint ergens mee: welk organisme hoeft geen ander organisme op te eten?
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
informatie

Slide 18 - Open vraag

11 Om een vrouwtje te lokken maakt een mannetje een soort dansje. Hierbij
geeft hij geurstoffen af en gebruikt hij zijn staart om de geurstoffen naar
het vrouwtje te waaieren.
 Hoe heet dit type voortplantingsgedrag?
Het voortplantingsgedrag van vogels en waterdieren heet hetzelfde
1
Leer de soorten voortplantingsgedrag uit je hoofd!! (zie boek en aantekeningen)
Deze begint met een B
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 19 - Open vraag

12 De axolotl houdt eigenschappen van een larve door een tekort aan jodium
in het water. Door dit tekort kan de schildklier niet voldoende van de stof
thyroxine maken. Hierdoor kan het dier zich niet volledig ontwikkelen.
Tot welk orgaanstelsel behoort de schildklier?





Bedenk goed: is dit een bacterie? een plant? een dier? een schimmel?
En hoe zit het ook alweer:
een plant heeft een celwand en een celkern.... en bij de rest?
1
Wat doet de schildklier?
De schildklier maakt iets... Wat?
1
Wat doet de schildklier?
De schildklier maakt schildklierhormoon...
Dus tot welk stelsel hoort het?
2
Vraag je docent !!!
3
A tot het ademhalingsstelsel
B tot het hormoonstelsel
C tot het uitscheidingsstelsel
D tot het verteringsstelsel
E tot het zenuwstelsel 

Slide 20 - Sleepvraag

13 Als een axolotl een poot verliest, groeit er op die plek vrijwel direct een
klompje cellen. Alle cellen in dit klompje hebben dezelfde bouw. Vanuit dit
klompje cellen groeit vervolgens een nieuwe poot, compleet met huid,
spieren en bloedvaten.
Bestaat het klompje cellen uit één type weefsel? En bestaat de nieuwe
poot uit één type weefsel?

Wat is de definitie van een weefsel?
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde taak...
Kijk  nu goed naar de twee omschrijvingen...
1
Wat is de definitie van een weefsel?
Een weefsel is een groep cellen die er hetzelfde uitzien en hetzelfde doen
Kijk nu goed naar de twee omschrijvingen...
Ziet het klompje cellen er allemaal hetzelfde uit? Ja => 1 weefsel
                                                                                           Nee => meer weefsels
Bekijk dit ook bij het pootje
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
geen van beide
B
alleen het klompje cellen
C
alleen de nieuwe poot
D
het klompje cellen en de nieuwe poot

Slide 21 - Quizvraag

Sikkelcel anemie
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 22 - Tekstslide

14 Door de sikkelcel-anemie is Daisy snel moe bij inspanning.
 Leg uit waardoor niet goed functionerende rode bloedcellen
vermoeidheid kunnen veroorzaken.
Wat is de functie van rode bloedcellen?
En wat gebeurt er dus minder als je rode bloedcellen niet goed werken??
1
Rode bloedcellen vervoeren z.........
Als dit er te weinig is, is er een bepaald proces minder..... 
Hierdoor komt er te weinig e....... vrij
daardoor voel jij je moet
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
informatie

Slide 23 - Open vraag

15 Een tante en een oom van Daisy zijn beiden heterozygoot voor het gen
dat sikkelcel-anemie veroorzaakt. Ze verwachten samen een kind.
Hoe groot is de kans dat dit kind sikkelcel-anemie krijgt?





Bedenk goed: is dit een bacterie? een plant? een dier? een schimmel?
En hoe zit het ook alweer:
een plant heeft een celwand en een celkern.... en bij de rest?
1
Sikkelcelanemie is veroorzaakt door een recessief gen (a)
Gezond is dus Dominant (A)
AA is gezond, homozygoot
Aa is gezond, heterozygoot
aa is ziek. homozygoot
Maak een kruisingsschema!!
1
Heterozygoot is Aa
Dus maak een kruisingsschema van Aa x Aa
2
Vraag je docent !!!
3
informatie
A 0%
B 25%
C 50%
D 75%
E 100% 

Slide 24 - Sleepvraag

Caffeïne
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 25 - Tekstslide

16 Naar aanleiding van het diagram worden twee uitspraken gedaan.
1 In elke leeftijdsgroep zijn er meer kinderen die cafeïne binnenkrijgen
met energiedrank dan met het drinken van koffie.
2 Hoe ouder de kinderen zijn hoe meer kinderen cola drinken.
Welke uitspraak is juist?
Kijk eerst goed naar uitspraak 1. Klopt deze?
Kijk nu naar de tweede uitspraak. Klopt deze?
Ga nu pas naar de antwoorden
1
Kijk naar de koffie: Hoe hoog zijn hier de staven. Kij nu naar energydrink. Zijn de staven hoger? dan is de opmerking waar. 
Zijn de staven lager? dan is de opmerking niet waar.
Kijk nu naar cola. Worden de staven steeds hoger? dan wordt er steeds meer gebruikt, dus klopt de opmerking
Worden de staven niet steeds hoger? Dan klopt de opmerking niet
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
informatie
A
geen van beide uitspraken
B
alleen uitspraak 1
C
alleen uitspraak 2
D
uitspraak 1 en uitspraak 2

Slide 26 - Quizvraag

17 Cafeïne heeft invloed op de werking van een hormoon dat door de
bijnieren wordt gemaakt. Toename van dit hormoon in het bloed heeft een
versnelling van de ademhaling en van de hartslag tot gevolg.

 Wat is de naam van dit hormoon?
Lees alleen de vraag!!!
(dus niet de tekst die ervoor staat)
1
Lees alleen de vraag!!
Welk hormoon wordt gemaakt door de bijnier???
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 27 - Open vraag

18 Cafeïne wordt in het verteringsstelsel opgenomen in het bloed. De lever
breekt cafeïne uit het bloed af.

Welke letter geeft het bloedvat aan waarin cafeïne het eerst terechtkomt
vanuit het verteringsstelsel?

Kijk naar het plaatje: waar is het verteringsstelsel.
Welk bloedvat staat daarmee in verbinding?
1
Na vertering gaan de opgenomen altijd eerst naar de lever
Welk bloedvat zit tussen de darm en de lever?
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
plaatje
A
letter Q
B
letter R
C
letter S
D
letter T

Slide 28 - Quizvraag

19 Tomas is 17 jaar en drinkt op een dag vier blikjes energiedrank. Eén blikje
bevat 250 milliliter. (Zie informatie)
 Hoeveel procent van zijn dagelijkse energiebehoefte levert de
energiedrank uit die vier blikjes? Leg je antwoord uit met een
berekening.
Bereken eerst hoeveel energiedrank in 4 blikjes zit.
Bereken nu, hoeveel energie hier in zit.
Zoek de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid is voor iemand van 17.
Bereken nu hoeveel % 
1
1 blikje is 250 ml. Hoeveel is dan 4 blikjes?
In 100 ml energydrink zit 340 kJ. Hoeveel kJ zit dan in het totaal?
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid energie voor een jongen van 17 is 14.000 kJ.
Bereken alles met het kruisingsschema!!
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
Informatie

Slide 29 - Open vraag

Gaan met die banaan
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 30 - Tekstslide

20 In de tabel ontbreken de gegevens van een groep voedingsstoffen die als
brandstof kunnen dienen.
 Welke groep ontbreekt?
Noem het rijtje van 6 voedinsstoffen op. Welke mis je?
1
Als je het rijtje voedingsstoffen niet kunt opnoemen, is het handig dat je ze als nog uit je hoofd leert
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
Informatie

Slide 31 - Open vraag

21Bananen bevatten voedingsvezels.
 Leg uit wat de gunstige invloed is van voedingsvezels op het
verteringskanaal.
Dit is echt een weetje.....
Waarvoor zijn ook alweer voedingsvezels?
1
Je eet juist geen voedingsvezels als je aan de diarree bent
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
Informatie

Slide 32 - Open vraag

22 Ali druppelt wat jodium op een stukje banaan. De jodium geeft een
blauwzwarte verkleuring.
 Geef de naam van de voedingsstof die Ali hiermee aantoont in de
banaan.
Dit is echt een weetje.....
wat wordt aangetoond met Jodium?
1
De volgende voedingsmiddelen worden ook zwart als je er jodium opdruppelt:
Brood, macaroni, aardappels..
Welke stof zit in alle 3?
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 33 - Open vraag

23 Bananen bevatten veel kalium. Een teveel aan kalium in het bloed wordt
door de nieren uitgescheiden. Deel P in de afbeelding geeft een deel van
de nier aan dat betrokken is bij die uitscheiding.

Hoe heet deel P?

Het ligt aan de buitenkant...
(dank aan een boom: wat ligt daar aan de buitenkant)
1
Dit is plaatjes leren.... Zoek het nog een keertje op en oefen extra met de plaatjes
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
plaatje
A
nierbekken
B
niermerg
C
nierschors

Slide 34 - Quizvraag

22 Ali druppelt wat jodium op een stukje banaan. De jodium geeft een
blauwzwarte verkleuring.
 Geef de naam van de voedingsstof die Ali hiermee aantoont in de
banaan.
Dit is echt een weetje.....
wat wordt aangetoond met Jodium?
1
De volgende voedingsmiddelen worden ook zwart als je er jodium opdruppelt:
Brood, macaroni, aardappels..
Welke stof zit in alle 3?
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 35 - Open vraag

Vaccinatie bij ouderen
De komende vragen horen bij elkaar
(Op het examen horen de vragen van grijze balk 
tot grijze balk bij elkaar....)

Slide 36 - Tekstslide

24 Voor het onderzoek wordt een grote groep oudere mensen ingeënt met
een vaccin. Dit vaccin bevat een verzwakt waterpokkenvirus.
Om het onderzoek compleet te maken dient een andere groep ouderen
als controlegroep.
Waarmee moet deze controlegroep ingespoten worden?

Bedenk wat je wilt meten... al de andere zaken moeten precies hetzelfde blijven
1
Bij een onderzoek is alles hetzelfde... Behalve hetgene wat je wilt onderzoeken...
Het gene dat je wilt onderzoeken is 1 keer wel de stoffen, 1 keer niet
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
informatie
A
met een vloeistof met antigenen van het waterpokkenvirus
B
met een vloeistof met antistoffen tegen het waterpokkenvirus
C
met een vloeistof zonder antigenen en zonder antistoffen

Slide 37 - Quizvraag

25 Uit het onderzoek blijkt dat oudere mensen na de vaccinatie minder kans
hebben om gordelroos te krijgen.
 Leg uit waardoor een vaccin met een verzwakt waterpokkenvirus
immuniteit tegen gordelroos kan opleveren.
Lees de informatie goed door
1
Waardoor wordt gordelroos veroorzaakt?
En waardoor wordt waterpokken veroorzaakt?
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
informatie

Slide 38 - Open vraag

26 Welke vorm van immunisatie is het toedienen van het vaccin met een verzwakt waterpokkenvirus?

wat is kunstmatige immunisatie?
wat is actieve immunisatie?
wat is passieve immunisatie??
Als je dit weet kan je de juiste antwoorden zoeken
1
wat is kunstmatige immunisatie? => het wordt niet door je eigen lichaam gedaan, maar ingespoten.
wat is actieve immunisatie? => het lichaam maakt zelf antistoffen
wat is passieve immunisatie?? => het lichaam krijgt antistoffen ingespoten
Als je dit weet kan je de juiste antwoorden zoeken
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
kunstmatige actieve immunisatie
B
kunstmatige passieve immunisatie
C
natuurlijke actieve immunisatie
D
natuurlijke passieve immunisatie

Slide 39 - Quizvraag

27 In een ander onderzoek wordt een grote groep ouderen ingeënt tegen een
bacterie die longontsteking veroorzaakt. In deze groep krijgen 49 mensen
binnen twee jaar longontsteking. In de even grote controlegroep krijgen 90
mensen in die tijd longontsteking.
 Hoeveel procent van de mensen die longontsteking krijgen, zijn van
tevoren ingeënt tegen deze ziekte? Leg je antwoord uit met een
berekening.
Hoeveel mensen krijgen in totaal longontsteking?
Bereken nu het percentage dat daarvan is ingeënt
1
39 mensen die zijn ingeënt krijgen longontsteking
90 mensen die n iet zijn ingeënt krijgen longontsteking.
hoeveel mensen krijgen longontsteking?
het percentage bereken je met: deel : geheel x 100%
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3

Slide 40 - Open vraag

De rest van het examen staat in de volgende lessonup

Slide 41 - Tekstslide