Zie art. 218 lid 2 FW.
Voorlopige surseance van betaling wordt eerst verleend door de rechtbank op verzoek van de schuldenaar. Dat gebeurt vrijwel automatisch bij een ontvankelijk verzoek.
Binnen die voorlopige surseance wordt er een vergadering gehouden waarbij de schuldeisers mogen stemmen over de definitieve surseance.
Echter, niet alle schuldeisers hoeven akkoord te gaan. Een meerderheid van aanwezige en stemmende concurrente schuldeisers voldoende, mits zij een bepaald gedeelte van de schulden vertegenwoordigen (het dubbele van het bedrag van de tegenstemmers).
Dus:
Het is niet zo dat álle concurrente schuldeisers moeten instemmen.
De rechter beslist uiteindelijk over de definitieve toekenning, ook rekening houdend met de uitslag van de stemming.