Bijwoord

Bijwoord
Doel: je kunt een bijwoord benoemen.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijwoord
Doel: je kunt een bijwoord benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Dat is een GOED boek!
Wat is de woordsoort van 'goed'? (afkorting)

Slide 2 - Open vraag

Dat is een goed boek.
'goed' = BN (gaat over ZN 'boek', goed-goede, goed-beter-best)


Slide 3 - Tekstslide

Elise kan GOED hockeyen.
Is goed hier ook een BN?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Dat is een goed boek.
'goed' = BN (gaat over ZN 'boek', goed-goede, goed-beter-best)

Elise kan goed hockeyen.
'goed' = geen BN (wel goed-goede, goed-beter-best, alleen gaat niet over een ZN, maar over een WW)

Slide 5 - Tekstslide

Jij hebt een ERG leuke fiets.
Waarover zegt 'ERG' iets?

Slide 6 - Open vraag

Jij hebt een erg leuke fiets.
Niet gewoon leuk, maar erg leuk. 'erg' gaat over 'leuk'.

Jij hebt een heel erg leuke fiets.
fiets = ZN -> leuke = BN
'erg' gaat over 'leuke'
'heel' gaat over 'erg' (niet erg leuk, maar heel erg leuk)



Slide 7 - Tekstslide

Bijwoord (BW)
Elise kan goed hockeyen. - BW zegt iets over WW
Jij hebt een erg leuke fiets. - BW zegt iets over BN
Jij hebt een heel erg leuke fiets. - BW zegt iets over ander BW

Daarnaast zijn nog veel meer woorden BW:

Slide 8 - Tekstslide

Bijwoord (1)
- Plaats/richting    (hier, daar, rechts, nergens)
- Tijd    (nu, soms, vanavond)
- Reden/oorzaak    (daarom, vandaar, hierdoor, daardoor)
- Vraag    (hoe, waar, waardoor, waarom, wanneer)
- (On)zekerheid    (ongetwijfeld, vast, wel, misschien, zeker)
- Ontkenning    (niet, nooit, nimmer)




Slide 9 - Tekstslide

Bijwoord (2)
Zegt iets over
- Werkwoord (Hij kan mooi zingen)
- Bijvoeglijk naamwoord (Dit is een vreselijk zoet drankje)
- Ander bijwoord (Ik ben ontzettend hard gevallen)
- Hele zin (Waarschijnlijk wordt mijn hond weer helemaal beter)

Deel van scheidbaar WW is ook BW (Ik eet alles op -> opeten)

Slide 10 - Tekstslide

Binnenkort gaan we de Kidsrun lopen.

Wat is het bijwoord?
A
Binnenkort
B
gaan
C
we
D
lopen

Slide 11 - Quizvraag

Anne heeft een heel slimme moeder

Wat is het bijwoord?
A
heeft
B
heel
C
slimme
D
moeder

Slide 12 - Quizvraag

Destiny fietst hard door de straat.

Wat is het bijwoord?
A
fietst
B
hard
C
door
D
straat

Slide 13 - Quizvraag

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
cake
B
moet
C
lang
D
oven

Slide 14 - Quizvraag

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

De pen zit IN het etui.
A
bijwoord
B
hulpwerkwoord
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Het groene BANKJE staat op het gras.
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voorzetsel
D
persoonlijk vnw

Slide 18 - Quizvraag

Het HELE groene bankje staat op het gras
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Ik HEB gisteren heerlijk geslapen!
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 20 - Quizvraag

VANAVOND ga ik naar de film.
A
bijwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Ik kijk uit HET raam.
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord

Slide 22 - Quizvraag

Het groene bankje staat OP het gras.
A
voorzetsel
B
bezittelijk vnw
C
bijwoord
D
persoonlijk vnw

Slide 23 - Quizvraag

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag