Révision - Les possessifs (bezit.vnw) être, l'heure, les jours

BONJOUR tout le monde !
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR tout le monde !

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
  • 1. Révision (herhaling) vocabulaire "La famille" 
  • 2. Révision  'Les pronoms possessifs' (bezittelijk voornaamwoord)
  • 3. 'Révision 'le verbe être"
  • 4. Révision les jours de la semaine et l'heure
De leerdoelen:
> Ik begrijp wat het bezit.vnw is en hoe je dit in het Frans toepast.
> Ik ken het werkwoord être en kan hem toepassen
> Ik  ken de dagen van de week en ken  de klok tijden in het Frans 

Slide 2 - Tekstslide

1. La famille

Slide 3 - Tekstslide

2. L'adjectif possessif - bezit.vnw

Hoort voor het zelfst.nw

C'est mon frère.            = Het is mijn                                               broer

Voilà ma famille.           = Hier is mijn                                          familie.

Slide 4 - Tekstslide

Bij welk woord hoort 'mon'?
Mon agenda est dans le sac à dos.
A
agenda
B
dans
C
le sac
D
dos

Slide 5 - Quizvraag

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.
A
Je
B
fais
C
devoirs
D
.

Slide 6 - Quizvraag

Exemples
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison

Slide 7 - Tekstslide

Fais attention !
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son amie.         


Slide 8 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 9 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (jouw) parents.
A
ses
B
tes
C
ton
D
mes

Slide 10 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, rue de la Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 12 - Quizvraag

Welke vormen van 'être' + je/tu/il enz. ken je?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
               sommes
                        sont
                         suis
                         êtes
                           es
                          est

Slide 15 - Sleepvraag

Nous................au camping.
A
est
B
sont
C
êtes
D
sommes

Slide 16 - Quizvraag

Les élèves .......... dans la cantine.
A
sommes
B
ont
C
avons
D
sont

Slide 17 - Quizvraag

3. L'heure
We herhalen klok lezen door middel van het volgende filmpje:

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

L'heure
Hoe laat is het =  quelle heure est-il ?
Het is = il est

Het is 12 uur 's middags = il est midi
Het is 12 uur 's nachts = il est minuit
Het is half 1 's middags= il est midi et demi
Het is half 1 's nachts = il est minuit et demi

Slide 20 - Tekstslide

Het is half acht
A
Il est huit heures et demie
B
Il est sept heures et quart
C
Il est sept heures et demie
D
Il est huit heures moins le quart

Slide 21 - Quizvraag

Het is kwart over zeven
A
Il est sept heures moins le quart
B
Il est sept heures et quart
C
Il est sept heures et demie
D
Il est huit heures moins le quart

Slide 22 - Quizvraag

Het is tien voor half 4
A
Il est quatre heures moins vingt
B
Il est quatre heures vingt
C
Il est trois heures et demie moins dix
D
Il est trois heures vingt

Slide 23 - Quizvraag

Het is tien voor 4
A
Il est quatre heures moins dix
B
Il est quatre heures vingt
C
Il est trois heures et demie
D
Il est quatre heures moins vingt

Slide 24 - Quizvraag

il est onze heures et demie
il est cinq heures et demie
il est deux heures et quart
il est dix heures moins le quart
het is kwart over twee
het is half zes
het is kwart voor tien
het is half twaalf

Slide 25 - Sleepvraag

het is kwart over zeven

Slide 26 - Open vraag

het is kwart voor negen

Slide 27 - Open vraag

het is twaalf uur 's nachts

Slide 28 - Open vraag

het is tien over een

Slide 29 - Open vraag

0

Slide 30 - Video

Lundi - ? - ? - jeudi - ? - samedi - ? -
vul de reeks 'jours de la semaine' aan

Slide 31 - Open vraag

Woordjes leren?

Maak een mindmap!

L'école
Les jours
Les nombres

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide