Nederlands les 3.4 einde op -e of -en / bijvoeglijk naamwoord

Nederlands les 3.4
  • § 4.4 einde op -e of -en?          3F
  • § 4.4 bijvoeglijk naamwoord  2F
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands les 3.4
  • § 4.4 einde op -e of -en?          3F
  • § 4.4 bijvoeglijk naamwoord  2F

Slide 1 - Tekstslide

Extra digitaal spreekuur*
  • maandag 12.30 - 14.00 uur
  • dinsdag 12.30 - 14.00 uur

Met inschrijving mogelijkheid voor individueel beantwoorden van vragen over behandelde lesstof, stukje extra begeleiding, vragen over inschrijven examens, etc.
Stuur me een chatbericht met jouw vraag; dan plan ik het in.

Slide 2 - Tekstslide

1. Einde op -e of -en?
3F Grammatica § 4.4

Slide 3 - Tekstslide

Na het filmpje


... wanneer gebruik je geen 'n' ?
... wanneer gebruik je wel 'n' ?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wel 'N'
* Als het slaat op mensen én zelfstandig wordt gebruikt, 
plaats je wel  een 'n'. 

Bijvoorbeeld: 
* De meesten zijn hier in de jaren vijftig komen wonen. 
* Enkelen kozen voor een vegetarisch gerecht, maar de meesten gingen voor de biefstuk. 
Geen 'N' 
* Als het slaat op dingen en dieren plaats je geen 'n'.
 * Bijv.: Mijn auto moet zuiniger zijn dan andere en voorzien zijn van de nieuwste snufjes. 

* als het woord bijvoeglijk wordt gebruikt. 
* Bijv.: Sommige leerlingen  hebben de toets gehaald. 

Slide 6 - Tekstslide

... wegen leiden naar Rome
A
vele
B
velen

Slide 7 - Quizvraag

Dat vonden wij ... geen goed plan.
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quizvraag

Het ... wat je kunt doen, is gewoon je excuses aanbieden.
A
minste
B
minsten

Slide 9 - Quizvraag

Deze wet moet door ... afgevaardigden worden goedgekeurd.
A
alle
B
allen

Slide 10 - Quizvraag

Door ... details kun je het overzicht verliezen.
A
alle
B
allen

Slide 11 - Quizvraag

Er is nog nooit een kok gevonden die koken kan voor ... monden.
A
alle
B
allen

Slide 12 - Quizvraag

Snap jij nou dat ... heel flauw aan de kant blijven staan.
A
enkele
B
enkelen

Slide 13 - Quizvraag

... jongens hebben zich afgemeld voor de toneelworkshop.
A
beide
B
beiden

Slide 14 - Quizvraag

... reisden afgelopen zondag gratis met het Boekenweekgeschenk als treinkaartje.
A
Vele
B
Velen

Slide 15 - Quizvraag

... zijn gewoon te lui om iets uit te voeren.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 16 - Quizvraag

2.Bijvoeglijk naamwoord
2F Grammatica § 4.4

Slide 17 - Tekstslide

Aan het einde van dit lesdeel
Ken je de regels van het bijvoeglijk naamwoord.
Kun je het bijvoeglijk naamwoord vrijwel altijd juist toepassen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Basisregel
Meestal eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e.
Staat er de, het, dit, die, dat of deze voor het bijvoeglijk naamwoord, dan schrijf je -e.
Bijvoorbeeld:
De mooie fiets
Het knappe meisje
Die blauwe jas

Slide 20 - Tekstslide

De ... (zwart) kat

Slide 21 - Open vraag

Het ... (lief) konijn

Slide 22 - Open vraag

Uitzondering: een
Staat het woord een voor een bijvoeglijk naamwoord, dan kijk je of het zelfstandig naamwoord een de-woord of een het-woord is.
Is het zelfstandig naamwoord een de-woord, dan schrijf je wel een -e. Is het zelfstandig naamwoord een het-woord, dan schrijf je geen -e.

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
De grote tractor - een grote tractor
De zwarte tas - een zwarte tas
De lelijke hond - een lelijke hond
Het kleine vliegtuig - een klein vliegtuig
Het moeilijke boek - een moeilijk boek
Het zwarte tasje - een zwart tasje

Slide 24 - Tekstslide

Een ... (lief) konijn

Slide 25 - Open vraag

Een ... (groen) plant

Slide 26 - Open vraag

Een ... (braaf) paard

Slide 27 - Open vraag

Uitzondering: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Als een bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welke stof/materiaal een zelfstandig naamwoord gemaakt is, dan schrijf je -en.
De houten tafel
De metalen fiets
De gouden medaille
Een rieten dak

Slide 28 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Maar als het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord een woord uit een andere taal is, dan schrijf je geen -e of -en.
Bijvoorbeeld:
Een plastic bekertje
De polyester tas
Een acryl kledingstuk

Slide 29 - Tekstslide

Het ... (brons) beeld

Slide 30 - Open vraag

De ... (eik) tafel

Slide 31 - Open vraag

Het ... (aluminium) bord

Slide 32 - Open vraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als een voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, zet je er een -e achter en schrijf je het zo kort mogelijk.
De trui is gekocht - de gekochte trui
De bloem is gezeefd - de gezeefde bloem
De weg is verbreed - de verbrede weg
Let op als er -dd of -tt nodig is voor de uitspraak:
De plant is verpot - de verpotte plant  

Slide 33 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als een voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord precies hetzelfde.
Het ei is gevallen - het gevallen ei
De race is gelopen - de gelopen race

Slide 34 - Tekstslide

De ... (openen) mail

Slide 35 - Open vraag

Het ... (redden) kind

Slide 36 - Open vraag

De ... (vallen) jongen

Slide 37 - Open vraag

Aan het werk
BZW-uur:  Nu Nederlands online
3F §4.4 Einde op -e of -en? + oefentoets Spelling h.4 + maken
2F  § 4.4 Bijvoeglijk naamwoord  + oefentoets Spelling h.4 + maken 
weekopgaven BeterSpellen 2F/3F
ontwikkelingsdossier: 5 moeilijke woorden / begrippen
afmaken lesopgaven van les 3.1 - 3.3

Slide 38 - Tekstslide