Regels en wetten

Maandag 6 mei
Thema 3 Veiligheid. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Maandag 6 mei
Thema 3 Veiligheid. 

Slide 1 - Tekstslide

Maandag 6 mei
Doel van de les: 
- Je kent de belangrijke woorden van het thema. 

- Je weet dat er regels en wetten zijn en dat veel regels met veiligheid hebben te maken. 




Slide 2 - Tekstslide

Werkblad portfolio
Deze week worden de opdrachten van het portfolio afgerond. Het werkblad over veiligheid hoort bij dit thema. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Zijn er vragen over regels en wetten?

Slide 6 - Tekstslide

Huisregels worden bepaald door:
A
de overheid
B
de politie
C
degenen met wie je samenwoont

Slide 7 - Quizvraag

Iedereen heeft recht op goed onderwijs. Daarom zijn er:
A
huiswerkregels
B
strenge straffen
C
schoolregels

Slide 8 - Quizvraag

Regels zijn er om:
A
je rustig te houden
B
veilig samen te leven
C
je dwars te zitten

Slide 9 - Quizvraag

In een rechtsstaat:
A
zijn de meeste wegen recht
B
worden de wetten gemaakt door de rechters
C
is iedereen gelijk voor de wet

Slide 10 - Quizvraag

In de grondwet staan:
A
de grondrechten van alle inwoners
B
regels en wetten voor het verkeer
C
regels en wetten voor het milieu

Slide 11 - Quizvraag

Een belangrijk grondrecht is:
A
iedereen is gelijkwaardig, discrimineren is verboden
B
iedereen heeft recht op een stuk grond
C
iedereen moet zorgen voor het milieu

Slide 12 - Quizvraag

Het Nederlands recht is verdeeld in:

A
korte straffen en lange straffen
B
hoge en lage rechters
C
privaatrecht en strafrecht

Slide 13 - Quizvraag

Stelen en mishandelen zijn voorbeelden van:

A
overtredingen
B
misdrijven
C
stoere acties

Slide 14 - Quizvraag

Een conducteur handhaaft de wet. Hij is een:
A
politieagent
B
detective
C
handhaver

Slide 15 - Quizvraag

Belangrijke taken van de politie zijn:
A
orde handhaven en hulp bieden in noodgevallen
B
rommel achter mensen opruimen
C
kapotte vervoermiddelen wegslepen

Slide 16 - Quizvraag

De officier van justitie voert de taken uit van:
A
de politieagenten
B
het Openbaar Ministerie
C
de rechters

Slide 17 - Quizvraag

Een verdachte ontvangt een dagvaarding van:
A
de politie
B
de officier van justitie
C
de rechter

Slide 18 - Quizvraag

Een proces-verbaal is:
A
het verslag van een politieonderzoek
B
de uitnodiging voor een proces
C
een gesproken verslag

Slide 19 - Quizvraag

Wie mogen vragen stellen tijdens de rechtszaak?
A
de rechter, de getuigen, het publiek, de advocaat
B
de rechter, de getuigen, de deskundigen, de advocaat
C
de rechter, de officier, de advocaat of de verdachte

Slide 20 - Quizvraag

Wie worden naar Halt gestuurd?
A
jongeren tot 18 jaar die een misdrijf plegen
B
alle mensen die een overtreding begaan
C
daders van lichte misdrijven

Slide 21 - Quizvraag

Belangrijke woorden
Crimineel gedrag    Strafblad 
Misdrijf                         Taakstraf
Overtreding                Veiligheid
Privacy                          Veiligheidsmaatregel
Rechter 

Slide 22 - Tekstslide

Strux Online
Maken: Thema 3 afronden plus opdrachten portfolio. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide