Lezing Mensen, mensen, mensen

Mensen, mensen, mensen
Demografie
1 / 26
volgende
Slide 1: Woordweb
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Mensen, mensen, mensen
Demografie

Slide 1 - Woordweb

Meten is weten
Criteria voor niveau rood:
Je beschrijft hoe een bevolkingspiramide eruit ziet en hoe de vorm kan veranderen.
Je beschrijft hoe je het verloop van geboorte- en sterftecijfers in een ontwikkelingsland en een ontwikkeld land onderscheidt.
Je beschrijft de oorzaken en de verschillen.    

Slide 2 - Tekstslide

Bevolkingspiramides






Vergrijzing en vergroening (niveau wit)

Slide 3 - Tekstslide

Welke vorm van de bevolkingspiramide herken je op de afbeelding?
A
Toren
B
Urn
C
Piramide
D
Cirkel

Slide 4 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over deze bevolkingspiramide?
A
er is een snelle groei van de bevolking
B
er is een snelle afname van de bevolking
C
er is een langzame groei van de bevolking
D
de bevolkingsgroei blijft gelijk

Slide 5 - Quizvraag

Transitiemodel (of bevolkingsmodel)


Geboortecijfer
Sterftecijfer
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot







Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

In welke fase van het transitiemodel bevindt Nederland zich?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 8 - Quizvraag

Waarom daar?
Criteria voor niveau rood:
Je beschrijft wat bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding betekenen.
Je ziet dit ook op de kaart.
Je beschrijft hoe de spreiding in Nederland eruit ziet.
Je beschrijft de spreiding van de bevolking in de wereld.
Je noemt voorbeelden van push- en van pullfactoren. 

Slide 9 - Tekstslide

Bevolkingsspreiding
  • Bevolkingsspreiding - hoe hebben de mensen zich over een bepaald gebied verdeeld?
  • Verschillende redenen om wel of juist niet in een bepaald gebied te gaan wonen.

Slide 10 - Tekstslide

Bevolkingsspreiding
  • Natuurlijke factoren - is de grond vruchtbaar? Is het klimaat en het landschap gunstig?
  • Economische factoren - zijn er winkels, scholen en genoeg banen?

Slide 11 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid
  • Bevolkingsdichtheid - hoeveel mensen er wonen op een bepaalde oppervlakte.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De bevolkingsdichtheid is in .... het hoogst.
A
Limburg
B
Flevoland
C
Drente
D
Zuid-Holland

Slide 14 - Quizvraag

Woon jij liever in een dichtbevolkt gebied of in een dunbevolkt gebied?

Slide 15 - Open vraag

Push en Pull factoren
  • Pushfactoren zijn de redenen om een plaats of land te verlaten. Push betekent duwen, je wordt als het ware '' weggeduwd''.
  • Pullfactoren zijn de redenen om je ergens te vestigen in een bepaalde stad of land. Pull betekent trekken, je wordt naar de plek getrokken.

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer er oorlog is in jouw land is dit een...
A
Pull factor
B
Push factor

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer er veel werkgelegenheid is in jouw gebied is dit een ...
A
Pull factor
B
Push factor

Slide 18 - Quizvraag

Groei of geen groei
Criteria voor niveau rood:
Je noemt de oorzaken voor de bevolkingsgroei in Nederland voor 1970 en na 1970.
Je beschrijft waarom de bevolkingsgroei in de verschillende werelddelen niet hetzelfde is.
Je beschrijft wat bevolkingsgroei met welvaart te maken heeft. 
Je maakt een voorspelling over hoe de bevolkingsgroei verder gaat. 
Je beschrijft de verandering die een ontwikkelingsland doormaakt wanneer er sprake is van ontwikkeling. 

Slide 19 - Tekstslide

Bevolkingsgroei in Nederland

Tot 1970: vooral natuurlijke groei.

Na 1970: migratie wordt belangrijker
.

Slide 20 - Tekstslide

Migratie
Migratie is verhuizing.

Immigratie, is in een land komen wonen.
Emigratie, is eruit.

Slide 21 - Tekstslide

Uitleg begrippen:
Stagneren bevolkingsomvang: de bevolking stopt met groeien. 

Krimpen bevolkingsomvang: de bevolking wordt kleiner. 

Fluctueren: schommelen (het gaat op en neer). 

Babyboom: geboortegolf vlak na de tweede wereldoorlog; opeens worden er heel veel kinderen geboren.

Slide 22 - Tekstslide

Juist of onjuist?
Tot 1970 hadden we in Nederland vooral natuurlijke bevolkingsgroei.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent een fluctuerende bevolkingsomvang?
A
De bevolking krimpt
B
De bevolking groeit
C
De bevolking blijft gelijk
D
De bevolking schommelt

Slide 24 - Quizvraag

Wat is migratie?
A
Verhuizen uit een land
B
Verhuizen naar een land toe
C
Verhuizen
D
Hoofdpijn

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video