§3.4 - Ruiken en proeven

3.4 Ruiken & Proeven
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.4 Ruiken & Proeven

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Programma 3.4
1. Huiswerk (weektaak)
2. Huiswerk bespreken 3.3
3. Herhalen 3.3
4. Lesdoelen 3.4
5. Theorie 3.4
6. Afsluiting + Evaluatie. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe werkt deze 'les op afstand'
1. Zorg ervoor dat je voordat je start de paragraaf hebt gelezen
2. De leerdoelen van de paragrafen komen in deze lesson up aan bod
3. Bekijk alle uitlegdia's en uitlegvideo's
4. Controleer jezelf door de vragen en oefeningen tussendoor te doen
5. Maak de opdrachten uit het werkboek, kijk ze na en lever in
6. Bekijk de leerdoelen van de paragraaf nog een keer
7. Kun je geen antwoord geven op de vragen, bekijk de uitlegdia`s nog een keer
7. Geef aan (vraag in laatste dia's) of er extra ondersteuning nodig is van mij tijdens een contactmoment

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Weektaak = 3.4 lezen + maken

Aanbeveling = begrippenlijst maken! 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk over 3.3
Vragen? 

Slide 5 - Tekstslide

Even checken dan! 

Slide 6 - Tekstslide

Waar in het oor worden impulsen gemaakt?
A
in de oorschelp
B
in het trommelvlies
C
in het slakkenhuis
D
in de gehoorszenuw

Slide 7 - Quizvraag

Hoe lopen de trillingen door het oor?
A
Gehoorgang - gehoorbeentjes - trommelvlies - slakkenhuis
B
Gehoorgang - trommelvlies - slakkenhuis - gehoorbeentjes
C
Gehoorgang - trommelvlies - gehoorbeentjes - slakkenhuis
D
Gehoorgang - slakkenhuis - gehoorbeentjes - trommelvlies

Slide 8 - Quizvraag

In het oor worden trillingen uit de lucht versterkt. In welk onderdeel van het oor gebeurt dit?
A
Het slakkenhuis
B
De oorschelp
C
De gehoorbeentjes
D
Het trommelvlies

Slide 9 - Quizvraag

Welk onderdeel zorgt ervoor dat de druk buiten je oor en binnen in je oor even groot is?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Gehoorgang

Slide 10 - Quizvraag

Het oor heeft als taak prikkels op te vangen. Wat is de prikkel voor het oor?
A
licht
B
impuls
C
geluid
D
tikken

Slide 11 - Quizvraag

Laatste stukje over §3.3

Slide 12 - Tekstslide

Gehoorbereik
  • Mensen horen tussen de 20 en 20000 Hertz.
  • Het gehoorbereik verschil per diersoort.
  • Als je ouder wordt slijten de haartjes van de zintuigcellen.        Je hoort geen hoge tonen meer. 

Slide 13 - Tekstslide

Geluidsniveau
Bij een hard geluid zijn er sterkere geluidstrillingen dan bij een zacht geluid. 

Je meet geluidssterkte in decibel.

Slide 14 - Tekstslide

Slikken

  • Bij slikken of gapen, gaat via de buis van Eustachius lucht  van de trommelholte  naar de keelholte of andersom.

Slide 15 - Tekstslide

Je trommelvlies trilt goed als de lucht in de gehoorgang even hard drukt als de lucht in de trommelholte.

Slide 16 - Tekstslide

Je evenwichtsorgaan
- Gevoelig voor bewegingen in je lichaam.

- Drie halvecirkelvormige kanalen met vloeistof. De kanalen nemen beweging waar en de vloeistof prikkelt de zintuigcellen.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen §3.4
Je leert hoe je reukzintuig in je neus en de smaakzintuigen op je tong samenwerken bij het beoordelen van je eten.


• Je kent de onderdelen en de werking van de neus.
• Je kent de onderdelen en de werking van de tong
• Je kunt uitleggen hoe je iets proeft.
• Je kunt uitleggen hoe je verschillende geuren onderscheidt.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ruik je?
  • Je ruikt met je reukzintuig

  • Het reukzintuig is deel van
     het neusslijmvlies

  • Geurstoffen komen via de 
     lucht bij het reukzintuig
Bron 2

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Hoe heten de zintuigcellen waar je mee kunt ruiken?
A
Reukharen
B
Reukzintuigcellen
C
Geurharen
D
Geurzintuigcellen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe proef je eten?
  • Je tong is bedekt met kleine uitsteeksels, die noem je smaakpapillen.

  • Tussen de smaakpapillen liggen de smaakzintuigen
Als je iets eet of drinkt komen er smaakstoffen op je tong.
Die prikkelen de smaakzintuigen. De smaakzintuigen sturen vervolgens impulsen naar je hersenen
Bron 3

Slide 22 - Tekstslide

Vijf smaakzintuigen

                         Zoet
                                                                     Zout


Zuur
                                                                 Bitter

                        Umami (hartig)

Slide 23 - Tekstslide

Proeven met smaak én geur
Als je eet, proef je veel meer dan
5 smaken.

Dat komt doordat je ook ruikt.

Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en het reukzintuig samen.

Hierdoor proef je wat je eet.
Bron 4

Slide 24 - Tekstslide

0

Slide 25 - Video

Het reukzintuig heeft invloed op de smaken die je kunt proeven.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

geur 
ruiken 
neus 
licht 
smaak 
aanraking
geluid 
voelen
zien
horen 
proeven
huid 
tong 
oog
oor 

Slide 27 - Sleepvraag

1. Ruiken doe je met je?
2. Welk lichaamsdeel is naast je vingertopje, het meest gevoelig?
3. Waarmee kunnen wij de basissmaken proeven?
 ...........................
.....................................
 ......................................
neusslijmvlies
Tong
Smaakpapillen

Slide 28 - Sleepvraag

Waardoor vind je iets lekker of vies?
Of je iets lekker vindt hangt af van de geur en de smaak, maar je gebruikt ook andere zintuigen:

  • Je lichtzintuigcellen
     (Ziet het er lekker uit?)
  • Je koude- en warmtezintuigen
     (Is het eten warm of koud?)
  • Je tastzintuigen
     (Hoe is de structuur?)
Bron 5

Slide 29 - Tekstslide

Waardoor vind je iets lekker of vies?
Ook je eetgewoontes en ervaringen
spelen een rol bij wat je lekker vindt of niet. 

Jij bent niet gewend om bijvoorbeeld insecten te eten, terwijl dat in andere culturen heel normaal is.

Je smaak kan ook veranderen als je ouder wordt.

Slide 30 - Tekstslide

Als je verkouden bent kunt je minder goed proeven.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Is het reukzintuig nodig om het verschil tussen aardbeien en frambozen ranja proeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

*extra* Geuren onderscheiden
Je neus bestaat uit verschillende typen zintuigcellen om geuren waar te nemen.

Aan de onderkant van een reukzintuigcel zit een receptor, een speciale vorm waar een geurstof aan vast kan hechten (net als een sleutel voor een slot).

Slide 33 - Tekstslide

Doen!
Maak nu de opdrachten van §3.4
(=Weektaak)
Maak als je klaar bent, een begrippenlijst. 

Slide 34 - Tekstslide

Ik heb behoefte aan een contact moment met de docent omdat ik (nadat ik alles heb gedaan in de Lesson-Up) nog vragen heb.
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag