Grammatica Theme 4 en 5

Grammar!

PRESENT PERFECT

PRESENT PERFECT
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammar!

PRESENT PERFECT

PRESENT PERFECT

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect


Signaalwoorden voor de present perfect zijn:

  • always
  • never
  • ever
  • for
  • since
  • how long


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect 
Form

have / has + voltooid dw

- verb + ed 
- 3de rijtje onregelmatige ww
When to use it?
- acties die in het verleden zijn begonnen en die nu nog doorlopen/ waarvan je nu resultaat van merkt 
- praten over iemands ervaringen
Signaalwoorden
For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since (FYNE JAS)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
We have not visited Amsterdam.
B
We hasn't visited Amsterdam.
C
We have not been visiting Amsterdam.
D
We haven't yet visited Amsterdam.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect is?
A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
toekomst
D
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect: Wanneer gebruik je de present perfect?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT:
welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect:
Schrijf 2 signaalwoorden voor de present perfect

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect:

Wat is de regel van de present perfect?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT:
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT:
In welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She had been working until late.
B
She have been working until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT:
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She was working until late.
B
She worked until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT:
In welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She had been working at the kiosk since summer.
B
She have been working at the kiosk since summer.
C
She has worked at the kiosk since summer.
D
She has been working at the kiosk since summer.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat de present perfect is en hoe ik de present perfect moet maken.
Ja
Een beetje
Nee

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Used to
Used to betekent 'vroeger' of 'voorheen'

  • Bij oude gewoontes
I used to paint every Wednesday

  •  Bij situaties die vroeger anders waren
I used to live in Denmark

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Used to
Hoe maak je deze vorm?
Used to + werkwoord

I used to be small.
She used to have braces.
We used to play football.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Forms
The form 'used to' is used with all subjects:

I used to live
He/she/it used to live
we used to live
you used to live
they used to live

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I
used to
live
in Goirle

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (we - come) here.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruik je used to?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (They - live) there.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. She can't get used to .................... in Spain.
A
to live
B
living

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Going to and will

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will and going to
Will

Hoe?
will + hele werkwoord 
To be going to

Hoe?
am/is/are + going to +
hele werkwoord 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future tense: going to and will

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will or going to??
Alex and Chris ........ forget this day.
A
Will never
B
Are never going to
C
Won't never
D
Is never going to

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I can use "will" and "be going to" correctly to talk about the future.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Future: Present continuous
What: ga naar de link in de chat en doe de opdracht
How: Alleen, online. Check je antwoorden
Time: ... min
Done: Zet in chat hoeveel antwoorden je goed had
Then: bekijk de zinnen die je fout had, snap je wat je anders had moeten doen?

Slide 29 - Tekstslide

Wanneer gebruik je deze?
FUTURE
Future: present continuous
https://elt.oup.com/student/headway/beg/grammar/grammarunit14/hwy_begin_unit14_1?cc=nl&selLanguage=en

Anna ___________ us in our meeting Tuesday.
Future Present Continuous: am/are/is + werkwoord + ing
has joined
joined
is joining

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gebruik je de present continuous voor de future:
She (to drive) home this afternoon.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Future: present continuous
They .... probably (to go) organise a barbeque.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ___________ lasagna tonight.
Future Present Continuous: am/are/is + werkwoord + ing
am eating
eat
ate

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

What ______________ tonight?
Future Present Continuous: am/are/is + werkwoord + ing
do you do
are you doing
did you do

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

___________ to a festival next week.
Future Present Continuous: am/are/is + werkwoord + ing
I went
I'll go
I'm going

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WORD ORDER

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order

Basic word order (in short)






Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order

A
time - place
B
place - time

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order (2)
A
Billy went next door to his friend five minutes ago.
B
Billy went to his friend next door five minutes ago.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order: which is correct?
A
Also I think dogs are nice pets.
B
I think also dogs are nice pets.
C
I also think dogs are nice pets.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order

What is the correct word order?
A
You there went last Monday.
B
You there last Monday went.
C
You went last Monday there.
D
You went there last Monday.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies