Spelling §4 en §5

Nederlands 
2TAB

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
2TAB

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Cursus 7: Spelling (blz. 230)
-Uitleg paragraaf 2 en 3
-Aan de slag
-Tijd over? Blooket


Aan het eind van de les:
- Weet je in welke situaties je een komma schrijft.
- Kan je dubbele punten en aanhalingstekens gebruiken in citaten.
- Kan je meervouden op -s, en en -ën spellen.










Slide 2 - Tekstslide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij spelling

Slide 3 - Tekstslide

Meervouden op
-s, -en en -ën
De meeste zelfstandig naamwoorden (mensen, dieren of dingen) hebben een enkelvoud en een meervoud. Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud kunt spellen. 

Slide 4 - Tekstslide

Zet -s achter het woord:
Bijvoorbeeld: bumper-bumpers, pasje-pasjes, sticker-stickers.
Let op: als een woord op een klinker eindigt, gebruik je vaak een apostrof: opa's, menu's, tosti's.

Zet - en achter het woord:
Dorp-dorpen, bord-borden. 
Let op: soms moet je iets veranderen. Banaan-bananen,baas-bazen.

Zet -ën achter het woord:
Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën. 
Bijvoorbeeld: ree-reeën, orchidee-orchideeën.

Slide 5 - Tekstslide

Noteer de woorden in het meervoud.

lamp, dossier, pizzadoos

Slide 6 - Open vraag

Je kunt een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je of -tje achter het woord te plakken.

  • Let op:
  • Sommige verkleinwoorden krijgen -pje (boompje), ---kje (koninkje) of -etje (zinnetje).
  • Korte klanken kunnen lang worden (blad-blaadje).
  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: auto-autootje, pizza-pizzaatje. 
Verkleinwoorden

Slide 7 - Tekstslide

  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker + i, verandert de i in ie: taxi-taxietje.
  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y, komt een apostrof: lolly-lolly'tje, baby-bab'tje.
Verkleinwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Kies de juiste meervoudsvorm.

afvalbak
A
afvalbaks
B
afvalbakjes
C
afvalbaken
D
afvalbakken

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste meervoudsvorm.

haring
A
haringetje
B
haringtje
C
harinkje
D
haringkje

Slide 10 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van "arm"?
A
Armetje
B
Armkje
C
Armje
D
Armpje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de meervoudsvorm van 'stad'?
A
staden
B
stads
C
steden
D
stadjes

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de meervoudsvorm van zee?
A
zeeen
B
zees
C
zeeën
D
zeën

Slide 13 - Quizvraag

Wat?
Cursus 7 Spelling §4 Opdracht 1 t/m 4 
Cursus 7 Spelling §5 Opdracht 3, 4 en 5 
Hoe?
Online. Ipad niet bij je/leeg? In de les in je schrift, thuis online overzetten. 
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met de spelling van
verkleinwoorden en meervoudsvormen.
Klaar?
Lees alvast de theorie van §6 of maak een samenvatting van de groene blokjes theorie.
Huiswerk voor maandag
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide