Uitscheidingsstelsel

Uitscheidingsstelsel
1. situering van het uitscheidingsstelsel
2. bespreking van verschillende organen
  • nieren 
  • huid
  • longen 
  • lever
3. Aandoeningen van het uitscheidingsstelsel

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Uitscheidingsstelsel
1. situering van het uitscheidingsstelsel
2. bespreking van verschillende organen
  • nieren 
  • huid
  • longen 
  • lever
3. Aandoeningen van het uitscheidingsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

1. Situering van het uitscheidingsstelsel

Slide 2 - Tekstslide

1. situering van het uitscheidingsstelsel
afvoer van afval- en overtollige stoffen uit het lichaam
regelende functie

Het uitscheidingsstelsel bestaat uit:
  • nieren
  • urineblaas
  • urinebuis
  • lever
  • huid
  • longen


Slide 3 - Tekstslide

2. Bespreking van de verschillende organen 
2.1 De nieren 
2.2 De huid
2.3 De longen 
2.4 De huid 

Slide 4 - Tekstslide

2.1 De nieren 
  • Belangrijke functies 
  • De delen van een nier 

Slide 5 - Tekstslide

Belangrijke functies 
1. Afvalstoffen uit het bloed verwijderen 
  • in het bloed zitten stoffen die nodig zijn om het lichaam goed te laten functioneren bv. transporteren van zuurstof naar cellen
  • ook afvalstoffen in het bloed (bv. van spieren -> melkzuur)
  • afvalstoffen zijn schadelijk 
  • nieren zorgen voor verwijdering 

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijke functies
2. Vocht- en zoutbalans regelen 
  • lichaam -> 2/3e water 
  • hoeveelheid vocht moet zoveel mogelijk gelijk blijven -> nieren 
  • veel drinken -> productie extra urine 
  • veel zweten -> minder productie urine
  • ook hoeveelheid zouten in het bloed binnen bepaalde grenzen 

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke functies
3. Hormonen aanmaken 
  • hormoon= stofje dat in een orgaan wordt aangemaakt, stroomt via bloed naar andere delen vh lichaam en zet cellen aan het werk
Nieren maken:
  • Renine: speelt rol bij het regelen van bloedruk
  • Erytropoëtine: stimuleert aanmaak rode bloedlichaampjes (erytrocyten)
  • hormoon dat lichaam helpt vit D om te zetten in een stof die ervoor zorgt dat het lichaam kalk in de botten opneemt

Slide 8 - Tekstslide

De delen van een nier 

Slide 9 - Tekstslide

2.2 De huid 
  • lichaamstemperatuur rond 37°C
  • hersenen regelen hoeveelheid bloed die door huid stroomt

Te warm 
  • bloedvaten worden groter, er stroomt meer bloed door dat wordt afgekoeld door de buitenlucht  -> rood of blozend door meer bloed
  • zweten: zweet verdampt en koelt af 

Te koud:
  • bloedvaten vernauwen, minder bloed door huid, er verdwijnt minder warmte -> soms rillen en bleek 

Slide 10 - Tekstslide

2.3 De longen 
Zuurstof vervoeren van longen naar cellen 
  • alle cellen hebben zuurstof nodig 
  • zuurstof uit de lucht in de longen 
  • rode bloedcellen bevatten hemoglobine (rode kleurstof)
  • hemoglobine neemt zuurstof op, via bloed naar alle cellen in het lichaam

Koolstofdioxide vervoeren van cellen naar longen 
  • koolstofdioxide wordt opgenomen door bloedplasma
  • in de longen afgegeven aan de lucht -> uitademen

Slide 11 - Tekstslide

2.4 De lever
  • groot en belangrijk orgaan, rechtsboven in de buikholte, naast de maag
  • voedingstoffen die vrijkomen bij spijsvertering -> via bloed naar lever

Lever = chemische fabriek
  • voedingstoffen worden bewerkt en omgezet in bouwstoffen of energie 

Ontgiftende werking lever 
  • schadelijke stoffen worden onschadelijk gemaakt en afgevoerd met urine of ontlasting

Productie galvloeistof
  • gal is nodig voor een goede vertering van vetten

Slide 12 - Tekstslide

3. Aandoeningen van het uitscheidingsstelsel 
3.1 Nierdialyse
3.2 Niertransplantatie
3.3 Nierstenen 

Slide 13 - Tekstslide

3.1 Nierdialyse
Als nieren niet meer functioneren
Vooral bij patiënten die aandoeningen hebben zoals:
  • cystenieren (blaasjes met vocht in de nieren)
  • schrompelnieren (nieren die steeds kleiner worden)
  • nierstenen die te lang in het lichaam zitten 
  • verminderde nierfunctie 

-> nierdialyse neemt tijdelijk functie van nieren over

Slide 14 - Tekstslide

3.2 Niertransplantatie 
  • in België jaarlijks honderden niertransplantaties
  • voor patiënt -> einde van een belastende behandeling en streng dieet 
  • UZA sinds 1979 niertransplantaties

Slide 15 - Tekstslide

3.3 Nierstenen
  • ontstaat in nieren als chemische reactie
  • te geconcentreerde urine -> stoffen kristalliseren
  • ontstaan ophopingen van deze stoffen 
  • kunnen niet meer in urineleiders -> oorzaak veel pijn 
  • vaak blijven nierstenen klein -> uitplassen
  • soms grote nierstenen die niet meer door urineleiders kunnen = nierkolieken (pijn)

Slide 16 - Tekstslide