les 4: tekststructuren

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Lezen
  • Korte terugblik tekstdoelen en tekstsoorten
  • gaan we het hebben over tekststructuren
  • film kijken (uitkiezen)

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...


  • weet je uit welke structuren verschillende teksten bestaan.



    Slide 3 - Tekstslide

    Tekstdoel?
    1. Houden huisdieren echt van mensen/ons?
    2. Volgens Laura Marcus houden huisdieren niet echt van ons, want ze zijn afhankelijk van ons.
    3. Je hebt ze/huisdieren niet gebaard en ze praten niet terug.
    4. Volgens Martin Gaus onstaat er hechting tussen mens en dier (door het samen opgroeien)
    5. Honden en katten voelen dezelfde emoties/binding als mensen/ Honden en katten maken net als mensen oxytocine aan.
    6. We bieden ze veiligheid, we geven ze eten en we geven ze aandacht.
    7. Volgens Nienke Endenburg lijkt eigenbelang een grote rol te spelen bij vriendschap van dieren.
    8. Mensen houden van dieren omdat de acceptatie van dieren onvoorwaardelijk is
    9. Volgens Martin Gaus draait het bij mens en dier om eigenbelang.

    Slide 4 - Tekstslide

    Wat is het tekstdoel van deze tekst?
    A
    Amuseren
    B
    Informeren
    C
    Overtuigen
    D
    Activeren

    Slide 5 - Quizvraag

    Slide 6 - Tekstslide

    Slide 7 - Tekstslide

    • Functie van de titel: de lezer nieuwsgierig maken en/of het onderwerp van de tekst noemen 
    • Functie inleiding: de lezer nieuwsgierig maken en onderwerp. Dat kan op de volgende vier manieren:
    1. Het onderwerp aankondigen (= vertellen waar de tekst over gaat)
    2. Een kort grappig of bijzonder verhaaltje (= anekdote) vertellen 
    3. Een of meer vragen stellen.
    4. De aanleiding voor het schrijven noemen (= vertellen waarom je schrijft)
    • Functie middenstuk: deelonderwerpen benoemen en uitleggen.
    • Functie slot: de tekst afsluiten, dat kan op de volgende drie manieren: 
    1. Conclusie
    2. Samenvatting
    3. Advies

    Slide 8 - Tekstslide

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Tekstslide

    Slide 11 - Tekstslide

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Tekstslide

    Slide 14 - Tekstslide

    Slide 15 - Tekstslide

    Opdracht
    Lees nu zelf slide 16 t/m 18 door. Maak daarna de opdrachten op slide 19 t/m 31.

    Je mag muziek luisteren.

    Slide 16 - Tekstslide

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Tekstslide

    Slide 19 - Video

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Het ontstaan van een regenboog'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 20 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Kinderen moeten meer sporten op de basisschool'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 21 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Wel of niet een warme lunch op school?'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 22 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Vakken op de middelbare school'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 23 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de ontwikkeling van de telefoon tot smartphone?
    A
    aspectenstructuur
    B
    Verleden-heden(-toekomst)structuur
    C
    vraag-antwoordstructuur
    D
    argumentatiestructuur

    Slide 24 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de toenemende vergrijzing in Nederland en de druk op de ouderenzorg?
    A
    Verleden-heden(-toekomst)structuur
    B
    voor- en nadelenstructuur
    C
    verklaringsstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 25 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over wie de beste kandidaat zou kunnen zijn voor de presidentsverkiezingen van de VS?
    A
    vraag- antwoordstructuur
    B
    aspectenstructuur
    C
    verklaringsstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 26 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over België?
    A
    verklaringsstructuur
    B
    argumentatiestructuur
    C
    aspectenstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 27 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over het verplicht stellen van de fietshelm?
    A
    verklaringsstructuur
    B
    argumentatiestructuur
    C
    aspectenstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 28 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de toename van het aantal verkeersongelukken?
    A
    voor- en nadelenstructuur
    B
    argumentatiestructuur
    C
    aspectenstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 29 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over het wonderbaarlijke herstel van de economie?
    A
    verklaringsstructuur
    B
    probleem-oplossingsstructuur
    C
    aspectenstructuur
    D
    argumentatiestructuur

    Slide 30 - Quizvraag

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over het al dan niet invoeren van een extra belasting op vlees?
    A
    verleden-heden(-toekomst)structuur
    B
    probleem-oplossingsstructuur
    C
    aspectenstructuur
    D
    voor- en nadelenstructuur

    Slide 31 - Quizvraag

    Klaar?
    Dan mag je iets voor jezelf doen in stilte op je laptop.

    Slide 32 - Tekstslide