A0 - A1 - De hoofdzin (1)

Zinnen maken
1.  Wie of wat  +      werkwoord            +  rest 
      Jan              +        loopt                       + naar school         
   

             
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinnen maken
1.  Wie of wat  +      werkwoord            +  rest 
      Jan              +        loopt                       + naar school         
   

             

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen maken
2. Wie of wat + werkwoord + rest
      Jan             + woont            + in Nederland
      Ja               + woont             + al 10 jaar in Nederland.    

           

Slide 2 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
REST
= tijd
= plaats 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen maken
Jullie gaan nu zelf zinnen maken! 

Succes;-)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik..............(gaan) nu naar ............

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broer..........(wonen) in .........

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De cursisten...........

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent.......

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het jongetje........

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De vrouw.......

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?

A
De jongen werkt bij Albert Heijn
B
Albert Heijn werkt de jongen
C
De jongen werken Albert Heijn

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?

A
Ga naar school ik
B
Naar school ik ga
C
Ik ga naar school

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?

A
Hij lief is.
B
Hij is lief.
C
Is lief hij

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?

A
De vrouw brood bakt
B
De vrouw bakt brood
C
Brood bakt de vrouw

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?

A
Het meisje in de speelt speeltuin
B
Het meisje speeltuin in speelt
C
Het meisje speelt in de speeltuin.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?

A
Ik ga naar de bioscoop
B
Naar de bioscoop ik ga
C
Bioscoop naar ik ga

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies