voorbereiding PW unité 2

UNITÉ 2

woordjes apprendre:
- 1 t/m 7 + 10
- pouvoir
- bezittelijk voornaamwoord
- klok
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

UNITÉ 2

woordjes apprendre:
- 1 t/m 7 + 10
- pouvoir
- bezittelijk voornaamwoord
- klok

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

noem alle bezittelijk
voornaamwoorden
(in het Frans)

Slide 3 - Woordweb

m - v- mv ?
Hoe weet je nu of je
mannelijk, vrouwelijk of meervoud 
moet gebruiken?

Regarde, c'est ....... copine. (mijn)
        bezittelijk voornaamwoord
                           mannelijk        vrouwelijk    meervoud
mijn                      mon                  ma                mes
jouw                     ton                     ta                  tes
zijn / haar            son                    sa                  ses
ons, onze           notre                notre            nos
jullie, uw            votre                votre             vos
hun                      leur                   leur               leurs

Slide 4 - Tekstslide

m  - v - mv ?
Hoe weet je nu of je
mannelijk, vrouwelijk of meervoud 
moet gebruiken?

Regarde, c'est ....... copine. (mijn)

Slide 5 - Tekstslide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

_______ école s'appelle het Marnix.   (mijn)


Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt de 'klinker-regel' bij
bezittelijk voornaamwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Hoe vertaal je:
"mijn kinderen"?
A
mon enfant
B
ma enfant
C
mes enfants
D
tes enfants

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"zijn recept" (=> la recette)
A
son recette
B
sa recette
C
notre recette
D
leur recette

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"ons doel"?
A
notre but
B
nos but
C
votre but
D
son but

Slide 10 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"jouw idee"? (=> idée = vrl)
A
ta idée
B
ton idée
C
sa idée
D
notre idée

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zeg je:
"hun fietsen"
A
ses vélos
B
vos vélos
C
leur vélos
D
leurs vélos

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"zijn oma"?
A
sa grand-mère
B
son grand-mère
C
ta grand-mère
D
la grand-mère

Slide 13 - Quizvraag

vertaal:
zijn stem (la voix)

Slide 14 - Open vraag

vertaal:
jouw vriendschap => amitié (v)

Slide 15 - Open vraag

vertaal:
jullie vrienden => ami (m)

Slide 16 - Open vraag

pouvoir
kunnen, mogen

Slide 17 - Tekstslide

noem alle vormen
van 'pouvoir'
(+onderwerp)

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Tekstslide

Vous ____ venir à la fête?
(pouvoir)

Slide 20 - Open vraag

Madame, je ____ aller aux toilettes?
(pouvoir)

Slide 21 - Open vraag

Les enfants ____ manger des bonbons.
(pouvoir)

Slide 22 - Open vraag

wij kunnen

Slide 23 - Open vraag

jij kan

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Quelle heure est-il?
Geef antwoord op de vraag hoe laat het is,
begin je zin altijd met  
[ Il est ]
en sluit af met een 
[  .  ]

Slide 27 - Tekstslide

Quelle heure est-il?

Slide 28 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 29 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 30 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 31 - Open vraag

Quelle heure est-il?

Slide 32 - Open vraag

les devoirs
fais: exercices 8G p. 83
16 G p. 84
upload in Teams een foto van je werk met je naam erbij

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide