Kapitel 4 Wechselpräpositionen hoofdregel

Kapitel 4 Wechselpräpositionen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 4 Wechselpräpositionen

Slide 1 - Tekstslide

Welk voorzetsel hoort NIET in het rijtje thuis?
an - auf - in - mit - neben - hinter - vor
A
neben
B
in
C
hinter
D
mit

Slide 2 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort NIET in het rijtje thuis?
an - über - unter - zwischen - um - vor
A
unter
B
um
C
über
D
an

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord ontbreekt?
Mannelijk: 1e = der 3e = ..... 4e = den
A
das
B
den
C
dem
D
die

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord ontbreekt?
Vrouwelijk: 1e = eine 3e = einer 4e = .....
A
ein
B
einer
C
einen
D
eine

Slide 5 - Quizvraag

Welke woorden ontbreken?
Onzijdig: 1e = d..... 3e = d..... 4e = das
A
das - dem
B
dem - das
C
das - das
D
dem - dem

Slide 6 - Quizvraag

Welke naamval moet je hier gebruiken bij de keuzevoorzetsels?
A
3e of 4e
B
3e
C
4e
D
3e en 4e

Slide 7 - Quizvraag

Vul aan: Der Kugelschreiber (=pen) rollt unter d..... Tisch (m). (typ het hele woord)

Slide 8 - Open vraag

Vul aan: Das Fahrrad steht in d..... Garage (v).

Slide 9 - Open vraag

Vul aan: Der Junge setzt sich neben sein..... Vater und sitzt dann eine Stunde neben sein.... Vater. (onder elkaar!)

Slide 10 - Open vraag

Vul aan: Wo bist du? Ich bin in d..... Stadt (w), in d..... Kaufhaus (s).

Slide 11 - Open vraag

Vul aan: Mein Haus ist zwischen d.... Apotheke (w) und d..... Bahnhof (m). (onder elkaar)

Slide 12 - Open vraag

Vul aan: Gehen wir heute Abend noch in d..... Kino (s)?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal en vul aan: Aspirin kannst du (in een) ..... Apotheke bekommen.

Slide 14 - Open vraag

Ergänze: Ich heiße Irma. Ich wohne in ein... Stadt (w), mein Freund wohnt in ein... Dorf (s).(onder elkaar)

Slide 15 - Open vraag

Welk keuzevoorzetsel ontbreekt?
hinter - in - über - unter - vor- an - auf - neben

Slide 16 - Open vraag

Welk woord klopt niet? Neem dat over.
Dem Gemälde (schilderij, o) hängt an der Wand (w).

Slide 17 - Open vraag

Welk woord klopt niet? Neem dat over.
Ich stehe zwischen den Schüler (mv).

Slide 18 - Open vraag

Welk woord klopt niet? Neem dat woord over.
Die Katze (w) liegt für dem Haus.

Slide 19 - Open vraag

Vul aan: Ich wohne auf d...Land (s) in d... Vereinigten Staaten (Pl).
A
das - die
B
dem - die
C
das - den
D
dem - den

Slide 20 - Quizvraag