3HV - SO U3 voca + indefinido (boek 2)

SO U3
VOCA + INDEFINIDO

  • voca boek 2, 3.1 3.2 3.3 NL-SP
  • aanvullende werkwoordblad 25-50 SP-NL
  • Indefinido regelmatig
  • Indefinido onregelmatige SER, IR, HACER



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SO U3
VOCA + INDEFINIDO

  • voca boek 2, 3.1 3.2 3.3 NL-SP
  • aanvullende werkwoordblad 25-50 SP-NL
  • Indefinido regelmatig
  • Indefinido onregelmatige SER, IR, HACER



Slide 1 - Tekstslide

Indefinido Regelmatig
Let op! : De wij-vorm (trabajamos/ comimos/ vivimos = wij werken/ wij werkten, enz.) van de Indefinido is bij de ww op -ar en ww op -ir hetzelfde als die van de wij-vorm van de Presente (tegenwoordige tijd).

Let op: bij ww op -er is de nosotros-vorm wel afwijkend. Uit de context kun je opmaken om welke tijd het gaat.

Slide 3 - Tekstslide

Indefinido Onregelmatig

Slide 4 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
De plaats van het meewerkend voornaamwoord is vóór het vervoegde werkwoord.

Voorbeeld: ducharse (douchen)
Voorbeeld: Miguel se duchó (= zichzelf aan het douchen)

Slide 5 - Tekstslide

Online oefenen Indefinido
Opdracht 1 - spel voor duo's
Opdracht 4 - alleen eerste opdracht (verbos regulares)

Slide 7 - Tekstslide

Fysieke opdrachten 
regelmatige indefinido

Schrijf je antwoorden op in je schrift/ een document.
Kijk het vervolgens zelf goed na.

Slide 8 - Tekstslide

1. Combineer de personen met de vervoegde werkwoorden. 

Slide 9 - Tekstslide

2. Zet de vervoegde werkwoorden in de indefinido.
vb. COMO - staat in de 'ik-persoon', wordt COMÍ in de indefinido.

Slide 10 - Tekstslide

3. Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de indefinido.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Fysieke opdrachten onregelmatige indefinido

Schrijf je antwoorden op in je schrift/ een document.
Kijk het vervolgens zelf goed na.

Slide 13 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de indefinido.
1. (Ir, vosotros) ____ al mercado para comprarme desayuno. 
2. El fin de semana no (hacer, nosotros) ___ nada especial. 
3. ¿Quién (ser) ___ el descubridor de la penicilina? 
4. ¿Qué (hacer, tú) ___ para enamorarme tanto?
5. Mi hermano (ser) ___ amigo de Carlos.
6. Yo (hacer) ___ una foto de mi padre. 

7. El verano pasado yo (ir) ___  a España de vacaciones.
8. Las vacaciones (ser) ___ fenomenal. Lo pasé muy bien.
9. Tú (ser) ___ novio de Carmen durante tres años.
10. Mis amigos y yo (ir) ___ al restaurante italiano para celebrar mi cumpleaños.
11. Ayer Juan y tú (hacer) ___ todos los deberes.




Slide 14 - Tekstslide

ANTWOORDEN
1. Fuisteis
2. Hicimos
3. Fue
4. Hiciste
5. Fue
6. Hice

7. Fui
8. Fueron
9. Fuiste
10. Fuimos
11. Hicisteis




Slide 15 - Tekstslide

Veel succes op het SO :)

Slide 16 - Tekstslide