2.1 Weer en klimaat verschil
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Weer of klimaat?
Morgen wordt het mooi weer. 25 graden en af en toe een klein buitje.
Morgen wordt het mooi weer. 25 graden en af en toe een klein buitje.
A
Weer
B
Klimaat
Slide 2 - Quizvraag
Hoeveel luchtstreken zijn er op aarde?
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 3 - Quizvraag
Hoe heet de luchtstreek bij het cijfer 1?
A
Poolstreken
B
Gematigde zone
C
Tropen
D
Evenaar
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is het zelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode + groot gebied
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet de luchtstreek bij het cijfer 2?
A
Poolstreken
B
Gematigde zone
C
Tropen
D
Evenaar
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze beschrijving: regen, sneeuw, hagel en ijzel?
A
Weer
B
Neerslag
C
Klimaat
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet de luchtstreek bij het cijfer 3?
A
Poolstreken
B
Gematigde zone
C
Tropen
D
Evenaar
Slide 8 - Quizvraag
Vandaag was het in Den Helder 5 graden en in Maastricht -5 graden.
A
Weer
B
Klimaat
Slide 9 - Quizvraag
Welke breedtegraad hoort bij d te staan?
A
23,5
B
90
C
66,5
D
0
Slide 10 - Quizvraag
Wat is "klimaat?"
A
Temperatuur,neerslag en zonneschijn
B
Het weer
C
Het weer in een groot gebied over een lange tijd
D
Het weer in een groot gebied over een korte tijd
Slide 11 - Quizvraag
Welke breedtegraad hoort bij b te staan?
A
23,5
B
90
C
66,5
D
0
Slide 12 - Quizvraag
Welk begrip past bij deze omschrijving?
De temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment en plaats
De temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment en plaats
A
Klimaat
B
Weer
C
Neerslag
D
Temperatuur
Slide 13 - Quizvraag
Het regent vandaag, het is bewolkt en de temperatuur is ongeveer 12 graden. We hebben het hier over:
A
Weer
B
Klimaat
Slide 14 - Quizvraag
Welke twee uitspraken gaan over het weer en niet over het klimaat?
A
Het KNMI heeft code rood afgegeven voor de regio Noord
B
In de laatste ijstijd was het in Europa veel kouder dan nu.
C
Na volgende week verwachten we een daling van de temperatuur en meer neerslag.
D
Nederland heeft milde winters, koele zomers en het hele jaar door regen.
Slide 15 - Quizvraag
Stel, je houdt bij jou in de tuin een maand lang de temperatuur bij. Meet je dan het weer of het klimaat?
A
het weer
B
het klimaat
Slide 16 - Quizvraag
Gaat deze uitspraak over weer of klimaat?
'Juli is in Nederland de warmste maand van het jaar.'
'Juli is in Nederland de warmste maand van het jaar.'
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 17 - Quizvraag
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
'Volgens veel wetenschappers wordt het warmer op aarde.'
'Volgens veel wetenschappers wordt het warmer op aarde.'
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 18 - Quizvraag
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
In Nederland hebben we een klimaat met zachte winters en koele zomers.
In Nederland hebben we een klimaat met zachte winters en koele zomers.
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 19 - Quizvraag
Welk klimaat hebben wij in Nederland?
A
Zee klimaat
B
Pool klimaat
C
Land klimaat
D
Tropisch klimaat
Slide 20 - Quizvraag
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
Er trekt noodweer over Nederland’
Er trekt noodweer over Nederland’
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 21 - Quizvraag
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
Als je zegt dat het op de Noordpool kouder is dan in Nederland, dan gaat dat over’
Als je zegt dat het op de Noordpool kouder is dan in Nederland, dan gaat dat over’
A
Het weer
B
Het klimaat
