EHBO oefentoets

Oefentoets EHBO
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets EHBO

Slide 1 - Tekstslide

EHBO basis regels

Slide 2 - Woordweb

EHBO basis regels
  1. Let op gevaar
  2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert
  3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
  4. Zorg voor professionele hulp
  5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt

Slide 3 - Tekstslide

wat is een AED?

Slide 4 - Woordweb

Wat is een AED?

Een Automatische Externe Defibrillator (AED)


een draagbaar apparaat dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand. Dit gebeurt door het geven van een elektrische schok.

Slide 5 - Tekstslide

Waar staat EHBO voor?
A
Eerste hulp bij overvallen
B
Eten halen bij opa
C
Eerste hulp bij ongelukken
D
Het heet gewoon EHBO

Slide 6 - Quizvraag

Waar let je eerst op bij EHBO?
A
Veiligheid slachtoffer
B
Veiligheid anderen
C
Veiligheid van jezelf

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel procent van de bevolking in Nederland heeft EHBO-vaardigheden?
A
20 %
B
80 %
C
1 %
D
4 %

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet het Rode Kruis?
A
Ze helpen mensen die in nood zitten.
B
Ze zorgen ervoor dat iedereen EHBO vaardigheden heeft.
C
Ze bieden financiële hulp.
D
Ze verzorgen EHBO lessen.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom moet je op gevaar letten?

Slide 10 - Open vraag

Hoe kun je de veiligheid verhogen?

Slide 11 - Open vraag

timer
1:30
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met het woord wond erin.

Slide 12 - Woordweb

Wat betekent steriel?
A
Je mag het niet aanraken
B
Het is een grote open wond
C
Geen bacteriën
D
Je moet voorzichtig zijn

Slide 13 - Quizvraag

Een leerling heeft zich flink in haar hand gesneden met een flyer. Wat voor wond is dit?

Slide 14 - Open vraag

Dit is een:
A
Eerstegraads brandwond
B
Tweedegraads brandwond
C
Derdegraads brandwond
D
Dit is geen brandwond

Slide 15 - Quizvraag

Bij een derdegraads brandwond is alleen de eerste laag beschadigd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Hoe lang moet je koelen bij een brandwond?
A
5 - 10 minuten
B
10 - 15 minuten
C
10 - 20 minuten
D
5 - 20 minuten

Slide 17 - Quizvraag

Een 1ste graads brandwond doet geen pijn en is zwart van kleur
Klopt dit wel/niet
A
wel
B
niet

Slide 18 - Quizvraag

Iemand heeft een grote bloedende wond waar een voorwerp uitsteekt. Wat moet de EHBO’er doen?
A
Het voorwerp eruit halen en dan de wond dichtdrukken.
B
Het voorwerp laten zitten en daaromheen drukken, direct op de wond.
C
Het voorwerp eruit halen en dan de wond verbinden.
D
Op het voorwerp drukken en iemand anders vragen om op de huid rondom de wond te duwen.

Slide 19 - Quizvraag

Wat doen bloedverdunners?
A
Die zijn gemaakt om de kans op bloedneuzen te verkleinen.
B
Die zorgen dat een bloedneus stopt.
C
Die zorgen dat het bloed dun wordt.
D
Die zorgen dat het bloed minder snel stolt.

Slide 20 - Quizvraag

Als iemand langer dan twee minuten niet bij kennis is spreek je van een …

Slide 21 - Open vraag

Welke woord past het beste bij deze afbeelding?
A
Infectie
B
Vaccinatie
C
Mitella
D
Verstuiking

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen aanleiding om in shock te raken?
A
Hevig bloedende wonden.
B
Hartinfarct.
C
Hoge bloeddruk.
D
Inwendige bloedingen.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe ziet een slachtoffer dat in shock raakt er uit?
A
Bleke huid, lage bloeddruk en weinig moeten plassen.
B
Koude huid, lage bloeddruk en een ingevallen gezicht.
C
Koude huid, bleke huid en veel zweten.
D
Weinig moeten plassen, een ingevallen gezicht en veel zweten.

Slide 24 - Quizvraag

Welke deel van de longen geeft de zuurstof af aan het bloed?
A
Bronchiën.
B
Keelholte.
C
Longblaasjes.
D
Luchtpijpvertakking.

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent diagnose?
A
Achteraf kijken wat er goed is gegaan.
B
De AED gebruiken.
C
Het toedienen van hartmassage.
D
Vaststellen wat er aan de hand is.

Slide 26 - Quizvraag

Noem de drie vitale organen

Slide 27 - Open vraag

Wat is een pupil (oog)?
A
Het voorste doorschijnende deel.
B
De buitenste witte laag.
C
De gekleurde ring.
D
Het zwarte gaatje.

Slide 28 - Quizvraag