W23 AK 1MK1 H7 les 10

Welkom!
Lesplanning:
  • Terugblik  les 1 en 2 
  • Uitleg
  • Lesdoelen checken
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Lesplanning:
  • Terugblik  les 1 en 2 
  • Uitleg
  • Lesdoelen checken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
  • Je weet hoe een aardbeving ontstaat.
  • Je weet hoe de schaal van Richter werkt.
  • Je weet hoe een tsunami ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

Mantel
Aardkorst
Aardkern
Convectiestroom

Slide 3 - Sleepvraag

Mantel
Bestaat uit vloeibaar heet gesteente (mamga)
Aardkern
Bestaat uit de binnenkern en de buitenkern.
De binnenkern is het heetste gedeelte van de aarde.

Convectiestroom
Het mamga stroomt langzaam rond in de mantel, met een moeilijk woord noem je dit convectiestromen.

De convectiestromen zorgen voor barsten en scheuren in de aardkorst.


Aardkorst
De aardkorst verandert voortdurend van vorm door natuurkrachten van twee kanten:
- Endogene krachten (krachten van binnenuit)
- Exogene krachten (krachten van buitenaf)

De aardkorst is niet één geheel, maar bestaat uit verschillende platen. 

Slide 4 - Tekstslide

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
Exogene krachten
B
Breuk
C
Convectiestroom
D
Mantel

Slide 5 - Quizvraag

3

Slide 6 - Video

00:17
Wat is een overeenkomst van deze natuurrampen?

Slide 7 - Open vraag

01:00
Welke drie bewegingen maken de aardplaten?

Slide 8 - Open vraag

01:16
Welk begrip past bij dit filmfragment?
A
Mantel
B
Lava
C
Magma
D
Aardkern

Slide 9 - Quizvraag

Uit elkaar
Naar elkaar
Langs elkaar
Opdracht: Sleep de natuurrampen die ontstaan door de juiste plaatbeweing.
Vulkanen
Aardbevingen
Tsunami's
Tornado's
Bosbranden
Orkanen

Slide 10 - Sleepvraag

De grote Oost-Japanse ramp

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
  • Je weet hoe een aardbeving ontstaat.
  • Je weet hoe de schaal van Richter werkt.
  • Je weet hoe een tsunami ontstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Ontstaan van aardbevingen
De aardkorst bestaat uit verschillende platen. De platen drijven op vloeibaar gesteente (magma) dat langzaam stroomt, gemiddeld een paar centimeter per jaar. Door die beweging verschuiven ook de platen. Langs de plaatranden is de aardkorst, die bestaat uit vast gesteente, dan ook voortdurend in beweging. Dat bewegen van de aardkorst langs en over elkaar gaat heel schokkerig. Jaren achter elkaar gebeurt er niets en bouwt de spanning zich op, en dan opeens verschuiven de platen een paar meter tegelijk. Dat levert enorme aardschokken op: een aardbeving.

Slide 13 - Tekstslide

Aarbevingen
 Een aardbeving begint ergens diep in de aardkorst, bijvoorbeeld op 20 km diepte. Dat diepste punt heet het hypocentrum. Het punt aan het aardoppervlak daar loodrecht boven heet het epicentrum. Daar voel je de zwaarste schokken.

Slide 14 - Tekstslide

Hypocentrum
Epicentrum

Slide 15 - Sleepvraag

1

Slide 16 - Video

00:05
Zoek in de begrippenlijst wat de uitleg is van het begrip ''aardbeving''.

Slide 17 - Open vraag

Schaal van Richter
Wetenschappers die aardbevingen bestuderen, heten seismologen. Zij meten de trillingen van de aardkorst met een seismograaf. De Amerikaanse seismoloog Richter is bekend geworden, omdat hij een schaal heeft bedacht voor de kracht van een aardbeving. Bij de allerlichtste trilling staat op de schaal van Richter het getal 0. Als de trilling tien keer zo zwaar is, krijgt deze het getal 1 en als hij wéér tien keer zo zwaar is, het getal 2. Dat gaat op die manier door. Dus bij elk cijfer hoger op de schaal is de beving tien keer zo sterk als de vorige.

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel keer zwaarder is een aardbeving van 4 op de schaal van Richter dan eentje van 2?
A
2 keer zwaarder
B
20 keer zwaarder
C
100 keer zwaarder
D
200 keer zwaarder

Slide 19 - Quizvraag

Stappen schaal van Richter

Slide 20 - Tekstslide

Ontstaan tsunami's
 Een aardbeving op de bodem van de zee heet een zeebeving. Door de beving komt een stuk zeebodem plotseling (soms wel een paar meter) omhoog, waardoor vloedgolven ontstaan. Die worden aangeduid met het Japanse woord tsunami.

De meeste tsunami’s ontstaan bij bevingen met een kracht van minstens 8 op de schaal van Richter. De vloedgolf die de zeebeving veroorzaakt, snelt door het water (tot 1.000 km/uur). Zolang de vloedgolf door een diepe watermassa beweegt, is er niets aan de hand. Maar als de vloedgolf de kust bereikt, wordt het ondieper, waardoor de voorkant van de golf wordt afgeremd. De achterkant van de golf haalt hierdoor de voorkant in en gaat omhoog. De golven bereiken daardoor aan de kust soms wel een hoogte van 30 m en het zeewater stroomt met een geweldige snelheid en kracht landinwaarts.

Slide 21 - Tekstslide

1

Slide 22 - Video

00:05
Zoek in de begrippenlijst wat de uitleg is van het begrip ''tsunami''.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide