Retail & Styling 1.4 Soorten artikelen

Retail & Styling
1. 4 SOORTEN ARTIKELEN
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Retail & Styling
1. 4 SOORTEN ARTIKELEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ledoelen
  • Aan het einde van de les kun je het verschil uitleggen tussen fabrikantenmerken en winkelmerken
  • Aan het einde van de les kun je de betekenis van A-merken en B-merken begrijpen
  • Aan het einde van de les kun je de betekenis van huismerken en eigen merken verklaren
  • Aan het einde van de les ken je het verschil tussen diep en ondiep en breed en smal assortiment.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weten jullie het nog??
Even oefenen! 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de HEMA verkopen ze een meerdere antwoorden mogelijk
A
breed assortiment
B
diep assortiment
C
smal assortiment
D
ondiep assortiment

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Kaasboer heeft een, meerdere antwoorden mogelijk
A
breed assortiment
B
diep assortiment
C
smal assortiment
D
ondiep assortiment

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jumbo heeft een?
A
Smal en diep assortiment
B
Breed en ondiep assortiment
C
Breed en diep assortiment
D
Smal en ondiep assortiment

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Action heeft een:
A
Breed en ondiep assortiment
B
Breed en diep assortiment
C
Smal en diep assortiment
D
Smal en ondiep assortiment

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een kledingwinkel een nieuwe lijn jeans introduceert hoort dat bij:
A
Kernassortiment
B
Randassortiment
C
Proefassortiment
D
Uitloopassortiment

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.4 Soorten artikelen
  • Complementaire artikelen --> worden vaak tegelijk gebruikt
  • Follow-up artikelen --> kun je niet los van elkaar gebruiken
  • Rageartikelen --> tijdelijk populair, trend, hype
  • Concurrerende artikelen --> verschillende merken
  • Impulsartikelen --> spontaan kopen, bij de kassa
  • A, B en C- merken
  • Fabrikantenmerk en huismerk

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een telefoonhoesje is een voorbeeld van een:
A
Follow-up artikel
B
een complementair artikel
C
een impulsartikel
D
een rage-artikel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inktpatronen heb je altijd nodig voor een printer anders doet de printer het niet. Wat voor soort artikel is een inktpatroon?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn rage artikelen?
A
Artikelen die je snel verkoopt
B
Artikelen zijn artikelen die kort erg populair zijn
C
Artikelen die lang erg populair zijn
D
Artikelen die je niet snel verkoopt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn impulsartikelen?
A
Waarvoor je naar de winkel ging
B
Artikelen die bij een ander artikel horen
C
Aankoop zonder dat je het van plan was te kopen
D
Artikel om iets anders beter te gebruiken

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Merken
Een merk moet er voor zorgen dat een product zich onderscheidt van andere producten.




Een merk is te herkennen aan: woordmerk, beeldmerk of een combinatie van beide.










Slide 14 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven. 
A, B, C & huismerk
A merk: hoge prijs, veel reclame & trouwe klanten
B merk: lagere prijs, minder reclame & klanten stappen over
C merk: lage prijs, kwaliteit minder & klant wil goedkoop product
Huismerk: volgt een A merk, maar is goedkoper

Slide 15 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven. 
Merken
Huismerken zijn producten die:
• door één bepaalde winkelketen worden verkocht en de naam van die winkelketen dragen
• goedkoper zijn dan een B-merk
Eigen merken zijn producten die:
• erg goedkoop zijn
• minder bekend zijn




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke producten vind je vooral op bukhoogte

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke producten staan vooral op ooghoogte?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag:
Maak de opdrachten op het online platform van H 1.4

Maak daarna de opdracht TV kijken in je boekje.
Zoek bij 2 concurrenten van Cool World op welke merken TV's ze verkopen en maak hier een presentatie van deze verschillende merken. Verdeel ze in A, B en C-merken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies