Havo5.2-uitw

11a De bank wil eerst het ondernemersplan zien voordat ze geld uitlenen: de bank wil weten wat er met het geld gebeurt en ze wil weten of ze met het uitgeleende geld geen al te grote risico’s loopt.
11b Banken geven vooral lang vreemd vermogen. De ondernemer heeft het geld voor langere tijd nodig en
kan dat dus niet binnen een jaar terugbetalen. Bijvoorbeeld geld voor het pand, inventaris en bedrijfsauto.
11c Bij de start heb je vooral kort vreemd vermogen nodig. Meestal heb je geen eigen pand of een bedrijfswagen, maar je moet wel liquide middelen hebben om voorraden aan te kunnen schaffen.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

11a De bank wil eerst het ondernemersplan zien voordat ze geld uitlenen: de bank wil weten wat er met het geld gebeurt en ze wil weten of ze met het uitgeleende geld geen al te grote risico’s loopt.
11b Banken geven vooral lang vreemd vermogen. De ondernemer heeft het geld voor langere tijd nodig en
kan dat dus niet binnen een jaar terugbetalen. Bijvoorbeeld geld voor het pand, inventaris en bedrijfsauto.
11c Bij de start heb je vooral kort vreemd vermogen nodig. Meestal heb je geen eigen pand of een bedrijfswagen, maar je moet wel liquide middelen hebben om voorraden aan te kunnen schaffen.

Slide 1 - Tekstslide

12a Het eigen vermogen is het totale vermogen - de bankschuld; dus € 95.500 - € 33.230 = € 62.270,-
12b Het eigen vermogen staat aan de creditkant: 
het eigen vermogen is het geld dat de ondernemer in de onderneming heeft gestoken.
Het kan gezien worden als een schuld van de onderneming aan de ondernemer.

Slide 2 - Tekstslide

13a De rente het eerste jaar is 4,5% van € 200.000 dit is € 9.000,- 
13b Ieder jaar moet er worden afgelost: 200.000/16 = € 12.500,-
13c In het tweede jaar is de schuld 200.000 - 12.500 = € 187.500,- hierover moet 4,5% rente worden betaald wat neerkomt op € 8.427,50
13d Het rentebedrag wordt ieder jaar lager; ieder jaar wordt de schuld lager. Over deze schuld moet rente betaald worden, dus wordt de te betalen rente ook ieder jaar lager.

Slide 3 - Tekstslide

14a Bij een eenmanszaak is het moeilijk om veel eigen vermogen te hebben; er is maar één eigenaar die zijn geld in de onderneming steekt.
14b Bij een eenmanszaak is er één persoon die garant staat voor de schulden. De bank loopt in zo’n situatie meer risico, dus moeilijk om veel lang vreemd vermogen te krijgen.
14c welke rechtsvorm
A: NV: aandelenvermogen dat niet op naam staat.
B: eenmanszaak: 1 eigenaar met naam genoemd.
C: BV: aandelenvermogen dat op naam staat.
D: VOF: meerdere eigenaren met naam genoemd.

Slide 4 - Tekstslide

15a Totale aandelenwaarde is € 1.267,59 dit is inclusief de stijging van 5,5% dus in totaal 105,5%.
100% is dus 1267,59/105,5 x100 = 1.201,51 dit delen door 12,92 is 92,99 = 93 aandelen.
Of in april is de waarde per aandeel 1,055 × € 12,92 = € 13,63 Manouska heeft dus 1.267,59/13,63 = 93 aandelen.
15b Bij tegenvallende winstcijfers  krijg je maar 1,1% dividend; omdat de winst laag is kan ING weinig geld aan de aandeelhouders uitkeren, omdat dit dividend ten koste van het eigen vermogen gaat. Door een te hoog dividend zou het eigen vermogen dalen.
15c Het dividend wat ze ontvangt is 0,011 × € 1.267,59 = € 13,94.

Slide 5 - Tekstslide

16a De eigenaren van Blue Cool zijn de aandeelhouders. Zij zijn degenen die het eigen vermogen van de
onderneming, het aandelenvermogen, bij elkaar hebben gebracht.
16b De waarde van de aandelen van Sjors is 170 × € 23,59 = € 4.010,30. Sjors is voor € 4.010,30 ÷ € 2.948.750 × 100% = 0,136% eigenaar van BlueCool. 

Slide 6 - Tekstslide

17 De bank loopt bij een hypotheek minder risico omdat bij een hypotheek de bank een onderpand heeft als zekerheid. Kan degene die het geld geleend heeft dit niet meer terugbetalen, dan mag de bank het onderpand verkopen. Op die manier weet de bank dat ze (een deel van) het uitgeleende bedrag terugkrijgt.

Slide 7 - Tekstslide

18 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- Voordeel onderhandse lening: je hoeft vaak minder rente te betalen als bij een bank.
- Nadeel onderhandse lening: je hebt schulden bij vrienden of familie, als je niet kunt terugbetalen krijg je misschien wel ruzie.

Slide 8 - Tekstslide

19a 't Frituurtje heeft als ondernemingsvorm 
een vof. Er staat twee keer een eigen vermogen 
op de balans, dus er zijn meerdere eigenaren.
19b Het lage bedrag debiteuren en crediteuren komt omdat bijna alle verkopen en inkopen contant worden betaald.
19c De lening wordt via de bank afgelost; zowel de onderhandse lening als de bank worden € 2.000,- lager: ‘onderhandse lening’ wordt € 9.500,- 
en ‘bank’ wordt € 495,-

Slide 9 - Tekstslide

20a De lening wordt afgelost met eigen vermogen:
‘onderhandse lening’ wordt € 5.500,- (-6.000) en ‘eigen vermogen Bas’ stijgt naar € 23.500,- (+6.000)
20b De nieuwe solvabiliteit wordt (€ 20.000 + € 23.500 ÷ € 89.390) × 100% = 48,7%. De solvabiliteit is verbeterd, omdat het eigen vermogen in verhouding tot het totaal vermogen gestegen is.
20c De scooter wordt verkocht en dit geld gaat uit het bedrijf: ‘onderhandse lening’ blijft € 11.500,-  ‘eigen vermogen Bas’ wordt € 15.000,- (-2.500) en ‘bezorgscooter’ verdwijnt (-2.500) van de balans. De totaalbedragen worden beide € 86.890,-.
20d De nieuwe solvabiliteit wordt (€ 20.000 + € 15.000 ÷ € 86.890) × 100% = 40,3%.
De solvabiliteit is verslechterd ten opzichte van de beginsituatie, omdat het eigen vermogen in verhouding tot het totaal vermogen gedaald is.

Slide 10 - Tekstslide

21a De solvabiliteit is, net als de balans, een momentopname: zowel de solvabiliteit als de balans veranderen ieder moment.
20b De solvabiliteit is in december vaak hoger dan andere maanden: in december wordt er door de vele aankopen veel winst gemaakt. Hierdoor stijgt het
eigen vermogen, terwijl het vreemd vermogen weinig verandert.

Slide 11 - Tekstslide