2.2 Het oog

Thema 2 Waarneming en gedrag
2.2 Het oog
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Waarneming en gedrag
2.2 Het oog

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de rol van receptoren, conducteren en effectoren bij de prikkelgeleiding?

Slide 2 - Open vraag

Beschrijf stap voor stap de weg van een bewuste prikkel tot aan een reactie.

Slide 3 - Open vraag

Beschrijf stap voor stap de weg van een onbewuste prikkel tot aan een reactie (reflex).

Slide 4 - Open vraag

Noem voorbeelden van externe en interne prikkels.

Slide 5 - Open vraag

Wat houden de volgende termen in:
- drempelwaarde
- adaptatie

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten.
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 7 - Tekstslide

Het oog
125 miljoen zintuigcellen
verstelbare lens
2 miljoen neuronen

Slide 8 - Tekstslide

Bouw
  • Harde oogvlies: bescherming binnenkant
  • Traanklieren: bescherming tegen uitdroging/reiniging - staat in verbinding met traanbuizen en neusholte
  • Oogspieren

  • Hoornvlies: licht kan oog binnenvallen
  1. Iris: gekleurde gedeelte (pigment)
  2. Pupil: groter of kleiner oiv spieren iris

Het nut van wenkbrauwen en wimpers?

Slide 9 - Tekstslide

Doorsnede
(Binas 87C1+2)
  • Glasachtig lichaam: gelei

Binnen harde oogvlies
  • Vaatvlies: bloedvaten
  • Netvlies: lichtreceptoren -> gele vlek
  • Blinde vlek: oogzenuw

Voorkant
  • Voorste oogkamer: hoornvlies - iris
  • Achterste oogkamer: iris - ooglens


Slide 10 - Tekstslide

Licht -> lens -> receptoren netvlies -> impulsen -> sensorische neuronen -> gezichtcentra grote hersenen -> verwerking = beeld rechtopstaand en ware grootte

Slide 11 - Tekstslide

Accomoderen
Scherp beeld op het netvlies door veranderen vorm van de ooglens

Straalvormig lichaam met kringspieren (accomodatie spieren)
  • Veraf: kringspieren ontspannen, lensbandjes gespannen - de ooglens is plat 
  • Dichtbij: kringspieren trekken samen, lensbandjes ontspannen - de ooglens is bol

Slide 12 - Tekstslide

Lichtbreking
Bij overgang van ene naar ander medium (gas, vloeibaar, vast)

F = brandpunt (hier komen lichtstralen bij elkaar)
f = brandpuntsafstand

Positieve lens: bol -> buigen lichtstralen naar elkaar toe = convergeren (f = positief)
Negatieve lens: hol -> spreiden lichtstralen = divergeren (f = negatief)

Slide 13 - Tekstslide

Beenvissen kunnen hun ooglenzen in de richting van het netvlies trekken = kleinere beeldafstand
Amfibieën kunnen hun ooglenzen naar de voorkant van hun ogen trekken = grotere beeldafstand

Slide 14 - Tekstslide

Oogafwijkingen
Bijziend
Oogbol te lang/hoornvlies en lens breken lichtstralen te sterk af -> correctie = holle (-) lens

Verziend
Oogbol te kort/ hoornvlies en lens breken lichtstralen niet voldoende af -> correctie = bolle (+) lens

Slide 15 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 16 - Tekstslide

Het netvlies
Binas tabel87C3
Pigmentcellen: absorbeert licht = bescherming zintuigcellen

Lichtreceptoren (Binas 27A)
  • Staafjes: over hele netvlies (niet gele vlek), lage prikkeldrempel = contrasten waarnemen -> onscherper
  • Kegeltjes: hogere drempelwaarde, rood/groen/blauw, vooral in gele vlek = kleuren en details waarnemen -> scherp

Slide 17 - Tekstslide

Donkeradaptatie en nachtblindheid
De staafjes zijn veel gevoeliger voor licht dan de kegeltjes,

oftewel: de staafjes hebben een lagere drempelprikkel dan de kegeltjes
want; 1 vs. 10^3 microlux 

Slide 18 - Tekstslide

Stereoscopie (diepte zien) - Binas tabel 87C4
Optisch chiasma

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen behaald??
  • Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten.
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 20 - Tekstslide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 86 t/m 98.
Maken + nakijken opdr. 11 t/m 29.

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn de functies van:
- Harde oogvlies - Traanklieren - Oogspieren - Hoornvlies - Iris - Pupil
- Glasachtig lichaam - Vaatvlies - Netvlies - Gele vlek - Blinde vlek - Voorste oogkamer - Achterste oogkamer

Slide 22 - Open vraag

Accomoderen is het creëren van een scherp beeld op het netvlies door het veranderen van de vorm van de ooglens. Als iemand veraf wilt kijken, zijn de kringspieren in het straalvormig lichaam en de lensbandjes dan ontspannen of gespannen? En als iemand van dichtbij wilt kijken?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het effect van een positieve en negatieve lens op de lichtbreking? En hoe worden deze processen genoemd?

Slide 24 - Open vraag

Wat is er aan de hand als iemand bijziend of verziend is? Welke correctie passen opticiens vervolgens toe?

Slide 25 - Open vraag

Welke functie heeft de pupilreflex? En welke twee spieren zijn hierbij betrokken?

Slide 26 - Open vraag

Benoem enkele kenmerken van
- staafjes
- kegeltjes

Slide 27 - Open vraag

Hoe kan je diepte zien (stereoscopie)?

Slide 28 - Open vraag