In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hoe is de dinosaurus gebouwd?
Slide 1 - Tekstslide
Functie lichaamsdeel; KOP
= schedel van planteneter: langgerekt; geen grote scherpe tanden
= schedel van vleeseter: korte nek, scherpe tanden, grote kaken
Slide 2 - Tekstslide
Welke soort dinosaurus is dit? Scherpe tanden en klauwen voor het vangen en doden van prooien.
A
Planteneter (herbivoor)
B
Vleeseter (carnivoor)
C
Alleseter (omnivoor)
Slide 3 - Quizvraag
Welke soort dino is dit? Tweevoetig, korte voorpoten, een snavelvormige mond met kleine tanden
A
Planteneter (herbivoor)
B
Vleeseter (carnivoor)
C
Alleseter (omnivoor)
Slide 4 - Quizvraag
Welke soort dinosaurus is dit? Grote lichamen, platte tanden en lange nekken om bladeren te eten
Tekst
A
Planteneter (herbivoor)
B
Vleeseter (carnivoor)
C
Alleseter (omnivoor)
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de moeilijke termen voor: planteneter - vleeseter - alleseter
Kies de juiste volgorde.
A
carnivoor - herbivoor - omnivoor
B
herbivoor - omnivoor - carnivoor
C
herbivoor - carnivoor - omnivoor
Slide 6 - Quizvraag
Welke soort dino is dit?
A
carnivoor
B
herbivoor
Slide 7 - Quizvraag
Welke soort dino is dit?
A
carnivoor
B
herbivoor
Slide 8 - Quizvraag
www.bing.com
Slide 9 - Link
Wat weet je nog over de video?
Slide 10 - Woordweb
Wat doet een paleontoloog?
A
Een paleontoloog is betrokken bij het behoud van natuurlijke habitats.
B
Een paleontoloog analyseert het menselijk gedrag.
C
Een paleontoloog bestudeert sterren en planeten.
D
Een paleontoloog onderzoekt fossielen om meer te weten te komen over het leven in het verleden.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een fossiel?
A
Een nieuw ontdekte diersoort uit de woestijn.
B
Een soort gesteente dat in de oceaan wordt gevonden.
C
Een levend organisme dat in de grond leeft.
D
Een overblijfsel of afdruk van een plant of dier uit het verleden.
Slide 12 - Quizvraag
De evolutie van menselijke gedachten over de dinosauriërfossielen.
Nu kijken we naar fossielen als wetenschappelijke ontdekkingen. Vroeger zagen ze hier wezens in uit mythes zoals draken en monsters. In de 17de eeuw noemde Richard de fossielen ‘Dinosauria’ en werden ze getoond op wereldtentoonstellingen.
Slide 13 - Tekstslide
Functie lichaamsdeel; KOP
= schedel van planteneter: langgerekt; geen grote scherpe tanden
= schedel van vleeseter: korte nek, scherpe tanden, grote kaken
Slide 14 - Tekstslide
Functie lichaamsdeel; STAART
: dinosaurussen gebruikten hun staart om te balanceren, bijvoorbeeld bij het lopen of rennen.
Slide 15 - Tekstslide
Functie lichaamsdeel; POTEN
Poten: de poten van dinosaurussen hadden verschillende vormen en maten, afhankelijk van hun leefomgeving
bijvoorbeeld korte poten voor snelle renners, lange poten voor dieren die in het water leefden.