4 h hoofdstuk 2

hoofdstuk 2
sparen, beleggen en lenen
paragraaf 2.1/2.4 en 2.5
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 2
sparen, beleggen en lenen
paragraaf 2.1/2.4 en 2.5

Slide 1 - Tekstslide

Spaarmotieven
- Sparen uit voorzorg
- Sparen voor de rente
- Sparen voor duurzame goederen
- Sparen om een inkomensdaling op te vangen (je oude dag bijvoorbeeld)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Interest
Rente, interest of intrest, is de vergoeding die wordt ontvangen voor het uitlenen van geld en die betaald wordt door degene die het geld leent.

Slide 4 - Tekstslide

We kennen er 2...
Enkelvoudige interest

&

Samengestelde interest

Slide 5 - Tekstslide

Enkelvoudige interest
Bij enkelvoudige interest wordt alleen interest berekend over het beginkapitaal.

Slide 6 - Tekstslide

stel je krijgt 5% per jaar enkelvoudige interest

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde interest
Bij samengestelde interest krijg je niet alleen interest over het beginkapitaal maar ook over de eerder bijgeschreven rente.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

‘Rente over rente’

Bij samengestelde interest neemt het rentebedrag elke periode toe omdat er dan over een steeds groter bedrag rente wordt berekend.

Slide 10 - Tekstslide

Enkelvoudige of samengestelde interest

Slide 11 - Tekstslide

Perunage
Perunage is percentage uitgedrukt in een getal. Bijvoorbeeld 4% = 0,04. Het symbool voor perunage is de letter p.

Slide 12 - Tekstslide

Formule eindwaarde van één bedrag
En = K x (1 + p )n
Hierin is:
E = eindwaarde
K = (begin)kapitaal
p = interestperunage
n = aantal perioden.

Slide 13 - Tekstslide

samengestelde interest voorbeeld
jaar 1: € 2,- x 1,10 = € 2,20
jaar 2: € 2,20 x 1,10 = € 2,42

Eindsaldo = 2 x (1,10)^2 = 2,42

Formule 
E = K x (1+p)^n

Slide 14 - Tekstslide

Stop Motion
Is er sprake van enkelvoudige interest of samengestelde interest?

Hoe groot is het renteverschil tussen e.i. en s.i.?

Slide 15 - Tekstslide

939,39
904,50
867,14
886,74
€ 700, 8jr, 3%
€ 750, 2,5jr, 6%
€ 800, 3jr, 5,5%

Slide 16 - Sleepvraag

Koopkracht spaarvermogen is afhankelijk van:
- rentepercentage
- inflatie

Bijv. € 2.000 vermogen, prijs scooter € 2.000
Rentepercentage 3%, inflatie 4%
€ 2.060 vermogen, prijs scooter € 2.080

Slide 17 - Tekstslide

Rente = 10%, Inflatie = 5%
Wat is de reële rente
A
4,8%
B
5,0%
C
5,2%

Slide 18 - Quizvraag

Rente = 0,1%, Inflatie = 3%
Wat is de reële rente
A
-2,9%
B
-2,8%
C
2,8%
D
2,9%

Slide 19 - Quizvraag

Sparen en risico
Risico dat bank failliet gaat

Depositogarantiestelsel: DNB garandeert per persoon per bank uitbetaling van de eerste € 100.000,-

Risico heel laag

Slide 20 - Tekstslide

Over 10 jaar wereldreis a € 20.000,-. Rente is 4%. Hoeveel moet ik nu op de bank zetten?

Slide 21 - Open vraag

terug in de tijd..........
beginkapitaal = Eindwaarde / (1+p)^n

beginkapitaal= 20000 / (1,04)^10


Slide 22 - Tekstslide

huiswerk
checklist 2.1
(let op van de taak week 40 hoef je opdracht 2.9 niet te maken)

Slide 23 - Tekstslide

week 40 les 1
Sparen en lenen is ruilen over de tijd.
checklist 2.1 bespreken
paragraaf 2.4

Slide 24 - Tekstslide

lenen en sparen is ruilen over de tijd. 
Ze noemen het ook wel eens intertemporele ruil.

Slide 25 - Tekstslide

Ruilen over de tijd
Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes.  


Slide 26 - Tekstslide

Ruilen over de tijd 
Sparen: je stelt je consumptie uit
Lenen: je vervroegt je consumptie

Een voorbeeld van ruilen over de tijd
is studeren. 


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Rol van de bank bij sparen en lenen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Hoogte van de rente

debiteurenrisico:

risico van het niet ontvangen van rente en aflossing

inflatierisico:

koopkrachtverlies van de aflossingen en rentes

tijdvoorkeur: hoe langer de looptijd hoe meer risico (debiteurenrisico  en inflatierisico)

(tijd is geld!!!!)

Slide 31 - Tekstslide

spaarrente en inflatie
Stel: je krijgt 3% rente op je spaargeld.
Dan zou je een jaar later meer kunnen kopen van je spaargeld.
Maaar..... een jaar later blijkt: het prijspeil is ondertussen ook gestegen met 3%?? (oftewel inflatie in dat jaar= 3%)

--> Dan kan je hetzelfde kopen als een jaar ervoor en dus is de KOOPKRACHT van je spaargeld hetzelfde gebleven!! 

Slide 32 - Tekstslide

rente is al jaren aan het dalen

Slide 33 - Tekstslide

Lenen

Effectieve rente = Werkelijk rentepercentage inclusief de kosten (afsluitkosten en/of administratiekosten)

Hoeveel kan je lenen?    
BKR

Slide 34 - Tekstslide

lenen

Slide 35 - Tekstslide

maak checklist 2.4 

Slide 36 - Tekstslide

week 40 les 2
checklist 2.4 bespreken
soorten leenvormen bespreken

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Lenen 
  • Waarom geld lenen? Leenmotieven:
  1. Tijdelijk geld tekort
  2. Iets duurs direct kopen
  3. Iets belangrijks is kapot

  • Zou jij zelf geld lenen, waarom wel of niet?


Slide 39 - Tekstslide

Lenen 
  • Dus als je geld leent... moet je het terugbetalen!'
  • Terugbetalen = aflossen
Vormen van lenen:
  1. Hypothecaire lening
  2. Persoonlijke lening
  3. Doorlopend krediet
  4. Kopen op afbetaling
  5. huurkoop

Slide 40 - Tekstslide

Hypothecaire lening in een plaatje
1. Hypothecaire lening

Slide 41 - Tekstslide

2. Persoonlijke lening

Slide 42 - Tekstslide

3. Doorlopend krediet

Slide 43 - Tekstslide

4. Kopen op afbetaling
  • Meteen eigenaar van het product en je betaalt het product in termijnen af

Slide 44 - Tekstslide

5. huurkoop
Huurkoop is een vorm van lenen, waarbij je in termijnen betaalt en je pas eigenaar bent na de betaling van het laatste termijn. 

Slide 45 - Tekstslide

Tabellen lezen
Anouk leent een bedrag van € 3.000. Zij kiest ervoor om het bedrag in 2 jaar terug te betalen.
  1. Bereken hoeveel euro zij in totaal terug betaalt.
  2. Bereken hoeveel rente Anouk in totaal heeft betaald voor haar lening.
  3. Hoeveel euro bedraagt de totale aflossing van Anouk?


Slide 46 - Tekstslide

maken checklist 2.5
taak: opgave 2.5, 2.14 en 2.15
Op weg naar het examen h. 1

Slide 47 - Tekstslide